metropolis m

Stefaan Dheedene tilt graag dagelijkse, uiterst herkenbare objecten boven de gewone orde der dingen uit, en laat ze, ongevraagd, functioneren als beeld. Hij ziet zich graag als ‘een beetje een readymadekunstenaar’, met eengepast gevoel voor ironie. Voor P/////AKT werkt hij aan een tentoonstelling in de geest van Marcel Broodthaers.

‘Ja, da’s wel maf, hè’, zegt de Vlaamse kunstenaar Dheedene over het feit dat hij inmiddels al meerdere keren aan die andere Belg, Broodthaers, is gelinkt. In 2009 werd hij gevraagd door Be-Part, een kunsthuis in Waregem, om zijn praktijk in relatie te stellen met het grafisch werk dat Broodthaers naliet, in de vorm van edities, boeken, posters en prints. Dheedene maakte een stalen kist, volgens de minimalistische principes van Donald Judd, om de gehele grafische nalatenschap er hypothetisch in op te bergen. En omdat er geen toestemming gegeven werd om tentoonstellingscatalogi op papier te maken, creëerde hij met behulp van 21 (Broodthaers werkte steeds met edities van 21, red.) wegwerptoestellen even zoveel ‘fotocatalogi’. Dat kreeg dan wel weer vrij spel. De wereld der dingen, het object als een (protest)handeling, het schuiven met contexten, het omkeren van de randvoorwaarden van een tentoonstelling: allemaal manieren waarop Dheedene’s praktijk (onbewust, onbedoeld) raakt aan die van Broodthaers, ‘maf’ of niet.

Waar de Brusselaar in feite echter maar weinig objecten zelf fabriceerde, zijn de readymades van Dheedene omgekeerd illusoir: de kunstenaar maakt zijn prullenbakken, kasten en kamerschermen vaak zelf. De objecten zien er fonkelnieuw uit, maar zijn dat allerminst: meer dan dingen, zijn ze eigenlijk interpretaties, vertalingen, situaties en bouwsels. Ze verwijzen naar hun oorspronkelijke functionaliteit, maar worden er tegelijkertijd uit bevrijd en staan, als autonome vorm, op zichzelf. ‘Spannend, hoe zo’n object willekeurig kan verschijnen en verdwijnen’, aldus Dheedene. Hij ziet zich graag als ‘een beetje een readymadekunstenaar’: ‘Het is niet omdat ik dingen zelf maak, of ze uitvind. Ze bestaan al. (…) In die zin zijn de sculpturen geen uitvinding, en ook geen vondst, maar eerder een vinding. Ze kunnen alleen worden gevonden, niet gezocht.’ Originaliteit is daarbij niet belangrijk, meent de kunstenaar, weerstand des te meer: ‘Het lijkt tegenstrijdig, maar wanneer je tegenstand biedt, ga je juist een relatie aan met je omgeving. Als je innovatief wil zijn, moet je de wereld buitensluiten: je moet immers op zoek naar iets wat er nog niet is. Dat is een grote valkuil voor velen. Je breekt je kop, maakt rare sprongetjes, en wordt een circusartiest op den duur.’

In het verleden interesseerde Dheedene zich nogal eens voor de commodificatie van kunst en positioneerde zijn werk ergens in de driehoeksverhouding tussen object, kunstwerk en koopwaar (zo liet hij een timmerman een Billykast namaken en terugbrengen naar de Ikea, en zette hij de ‘echte’ Billy in het Gentse S.M.A.K.), maar dat is wat passé. Inmiddels raakt hij meer bevlogen van, zoals hij het zelf zegt, ‘de economie van de dingen en de ideeën, dan de economie van de centen. Hoe iets bedacht, gemaakt en vervolgens gebruikt is. Daarin wordt de ambachtelijke, do-it-yourselfhouding steeds belangrijker. Dat is tenslotte ook een economische positie, nietwaar?’ Zeker. In aanloop naar de tentoonstelling in september, sleutelt hij nu aan een hele meute slapsticks. Niet de lichamelijke komedie, maar het instrument, hoewel ze dicht bij elkaar aanleunen (en de dubbelheid van het woord speelt voor Dheedene, die met zijn titels wel vaker een ambigue lading aan zijn werken meegeeft, een welkome rol). ‘Een half jaar geleden maakte ik poppenkasten voor mijn kinderen (die overigens ook in P/////AKT te zien zullen zijn, red.), en leerde over de geschiedenis van het poppenspel. Punch and Judy was zo’n beetje de eerste Engelse poppenshow, en daar werd veel gebruik gemaakt van  slapstick, een simpel instrument van twee planken met een scharnier dat je dichtklapt om grappige of gewelddadige scènes extra kracht bij te zetten. Het eerste special effect, eigenlijk. Ik ga de slapsticks in allerhande formaten en houtsoorten maken, en wil met een stel muzikanten een heel orkest vormen.’ Herhaling, een terugkerend thema bij de kunstenaar, wordt op deze wijze niet enkel illustratief uitgedrukt, maar krijgt ook een auditieve dimensie.

‘Het fascineert me ontzettend hoe je totaal niet virtuoos hoeft te zijn om zo’n instrument te bespelen, en ook de symmetrie van het geluid met het geklap van het publiek is opvallend’, vertelt Dheedene. ‘Het is een soort georganiseerd gekletter, stelt zich boven elke ideologie rond muziek. Er is geen enkel narratief.’ Een doel dat Dheedene zichzelf ook wel stelt bij de totstandkoming van zijn tentoonstellingen, hoewel de afzonderlijke sculpturen nooit volledig op zichzelf staan: altijd zijn er wel vormelijke, materiële, functionele, of in dit geval, auditieve overeenkomende associaties, altijd maken de objecten die alle van een hele andere orde afkomstig zijn, een zoekende beweging naar elkaar. Dheedene lacht, een uitspraak van Broodthaers schiet hem te binnen: ‘Hij zei eens: “Ik heb niets ontdekt, niets, zelfs Amerika niet.” Zo van: ik zoek de hele tijd, het leidt nergens heen, heeft geen zin, geen functie…’ En, met een zucht: ‘Al die onzin, dat is toch wel het belangrijkste.’

Pense-Bête IV, Stefaan Dheedene
P/////AKT, Amsterdam
28.8 t/m 25.9.2016

Grete Simkuté

is journalist en auteur

Recente artikelen