metropolis m

Een paar jaar geleden was ik in een oude dancing in Amsterdam-Noord. De dancing was al jaren niet meer in gebruik als dancing, maar het hele interieur vol met spiegels en hoekbanken was nog intact. Studenten van het Sandberg Instituut hadden de ruimte gebruikt als tentoonstellingsruimte voor hun eindexamenwerk. De ruimte was in twee helften verdeeld. Aan de ene kant was de vloer bezaaid met stro, alsof het een stal betrof. In mijn herinnering stond er middenin de dancing een op hooi kauwend paard, dat de bezoekers met zijn dromerige ogen wat onverschillig aan stond te kijken, alsof niet dat paard maar wij op de verkeerde plaats terecht waren gekomen. Op één of andere manier vertrouw ik mijn herinnering niet en denk ik nu dat ik het paard er zelf bij verzonnen heb. Gewoon omdat me dat mooi leek. Omdat ik niet genoeg had aan de werkelijkheid; een dancing vol stro. Het doet er ook niet zoveel toe of dat paard er nou was of niet. Waar het om gaat was dat je, om in het tweede gedeelte van de ruimte te komen, door een gat in de muur moest klimmen. Ik weet niet hoe het met jullie zit, en ook niet wat Freud hierover te zeggen zou hebben, maar ik droom soms van nauwe openingen. En die openingen maken me bang; ik wil er niet doorheen. Of ja, als ik zeker weet dat ik er doorheen pas, wil ik wel, maar ik ben bang dat ik klem kom te zitten. Ook ben ik bang dat ik wel door het gat kom, maar niet meer terug kan. Mede daarom bestaat er natuurlijk kunst (en boeken zoals Alice in Wonderland) om je door die opening heen te helpen. Misschien zelfs om van je angst voor het onbekende af te komen, iets wat we (en met ‘we’ bedoel ik vooralsnog de mens) zeker in deze tijd (in welke tijd eigenlijk niet?!) hoognodig kunnen gebruiken. Want als er één ding gebleken is, is dat we met die angst, welke sociologische verklaring er ook aan ten grondslag ligt, niets opschieten. Om niet te zeggen: wie de weg van de angst volgt, doet altijd een stap terug.

Enfin, ik had op dat moment niet eens tijd om na te denken over mijn eigen motivatie of het eventuele nut van angst. Ik was namelijk met een paar andere mensen in die dancing annex tentoonstellingsruimte en zij gingen stuk voor stuk vol bravoure en zonder morren het gat door, dus ik volgde hun voorbeeld. (Ik weet wel dat ook dat niet altijd de bedoeling is, dat ook daar ellende van kan komen.) Ook aan de andere kant van dat gat lag stro op de grond. En ook daar stond in mijn herinnering een paard. Wat er nog meer was: een paar enorme videoschermen. Je hoefde niet lang naar de schermen te kijken om te weten dat er porno getoond werd. Op een hooibaal ging ik naast een vrouw zitten en samen keken we hoe er wortels en komkommers in kutten en konten van mensen en dieren verdwenen. Ik kan niet voor anderen spreken, maar ik durf met een aan zekerheid grenzende stelligheid te zeggen dat die video mij, noch de vrouw naast mij iets deed. We keken naar de porno die kunst was en we keken naar kunst die porno was, en ik wist niet meer wat wat was en daarom was het allemaal niets, en dat kon aan mij liggen, zoals alles altijd aan een individu kan liggen, het blijven jouw ogen, je eigen ogen, maar alles is porno en alles is politiek, en ik dacht er plotseling over na of dan ook alles kunst was, en of de makers van dit werk ons wilde laten zien dat we nergens meer voor terugdeinzen, dat we de beelden die we zien, alsmede ons eigen leven en seksualiteit met een grote onverschilligheid ondergaan. Dat het absurde normaal is geworden, de schaamte geen schaamte meer kent. Kortom: dat het onderwerp zichzelf ontkent. Dat ook een lichaam – en dus een aanwezigheid – ontkracht wordt. Ik bekeek die harde beelden en merkte dat ik dacht: I don’t care. Mensen mogen met hun lichaam doen wat ze willen. Ze mogen ermee uitbeelden wat ze willen. Zet het maar in. Zet voor mijn part je hele leven in.

Laatst was ik op een symposium over design en daar sprak iemand over de verantwoordelijkheid van zowel de maker als de gebruiker van design. En dat de gebruiker van, zeg een IPhone, vergeet wat de gevaren zijn, omdat het design hem wordt aangeboden. Hij neemt wat hem wordt aangeboden. Daardoor dacht ik na over kunst en ik dacht terug aan die video, en ik vroeg me plotseling af of ik daar verantwoordelijkheid voor droeg. Of ik na had moeten denken over waar de grens van een lichaam, de mens, en ook de kunst lag. Maar de waarheid is dat ik alleen maar dacht: hoe kom ik terug door dat gat?

Maartje Wortel

is schrijver

Recente artikelen