Archival Mixtapes
Tracks als tentoonstellingsmuren. Maar in plaats van liedjes bestaan de speellijsten uit interviews, vertellingen en andere gesproken geluidsfragmenten; verhalen waarvan de volledigheid ver voorbij de ‘maximum aantal woorden’-regel van musea en andere kunstinstellingen strekt. Tracklists als archieven waarbij de interludes als categorisering gelden, de tentoonstellingen als optie bij de audiotour in plaats van andersom. Een plek voor intonaties en stiltes. Meer ruimte voor moedertalen en hun diasporische remixen maar ook zeker voor onvertaaldheden en de weigering om antropologische nieuwsgierigheden te stillen, voor de keuze die Édouard Glissant ‘the right to opacity’ noemde. En uiteraard een shufflefunctie om onze verbeelding minder statisch te maken, om meer verbanden te leggen en de tijdlijnen meer richting cirkels te trekken.
M’n ideeën voor een reeks archival mixtapes over Afro-Nederlanders ontvouwen zich terwijl ik naar twee van m’n favoriete Rotterdammers luister: actrice Chrisje Comvalius in de column die haar nicht Ernestine Comvalius over haar schreef, en MC, muzikant en acteur Adison dos Reis in één van de vier nummers die ik op repeat heb staan wanneer ik m’n verhalen hun vorm laat vinden. Beiden zijn het vakmensen, alle twee personen wier kennis over de Nederlandse theater-, film- en muziekwereld onmisbaar is wanneer er een tentoonstelling over Afro-Nederlanders wordt gemaakt.
Ineens hoor ik ze in gesprek met elkaar, een conversatie waarin de noodzaak van het spelen in dekoloniale theaterstukken wordt gelinkt aan het in eigen beheer uitbrengen van muziek. Ik hoor een uitwisseling waarin de onbeschaamdheid van de tijdgenoten van Comvalius in lijn wordt gebracht met de onbevreesde toewijding van MC’s als UnknownEye en Concrete a.k.a. TheBlackStarLiner. Ik hoor het stuk MaStella, de film Cabo en hulde voor Felix de Rooy, ik hoor Ira Kip, Malique Mohamud en Romana Vrede. Wat velen van ons niet (meer) kennen, zijn verledens die niet zozeer compleet maar wel deels gewist zijn. Niet zozeer uit de harten van de echte liefhebbers maar uit een collectief geheugen dat pionierschap vaak verwart met bereik en dat niet goed snapt hoe nalatenschap vooruitgang kan dienen.
Eerlijk is eerlijk, het eerste wat ik me afvroeg was van welk Rotterdams instituut de muren groot genoeg zijn voor twee gigantische portretten die tegenover elkaar staan en uitkijken op tekstpanelen, filmschermen, foto’s en posters. Welk museum blesst de stad met een serie tentoonstellingen over de geschiedenis en artistieke nalatenschap van Afro-Nederlanders met een focus op Rotterdammers? M’n reflex bracht me terug naar het evenement Museum of Black Futures dat ik samen met Richard Kofi organiseerde vanuit het Bijlmer Parktheater. Panelleden Nawal Mustafa en Rita Ouédraogo stelden een terechte vraag: ‘Moeten onze geschiedenis en toekomst per se in een museum of ander instituut gehuisd worden?’ Richard, de mensen in onze Zoomchat en ik waren het erover eens: neen.
De culturele sector heeft vanuit de regering het akkoord gekregen om de deuren langzaamaan op een kier te zetten. Scanners en sneltesten maken het, voor hen die snel genoeg zijn om tijdig te reserveren en aan de deur een negatief testresultaat kunnen laten zien, weer mogelijk om te genieten van dat wat velen van ons zo gemist hebben: bezoeken aan theaters, musea en bioscopen. Ik kijk uit naar de tentoonstellingen, kunstwerken en theaterstukken van personen die zich – nu het inmiddels bijna nostalgische begrip ‘grote bezoekersaantallen’ zich in de tijdelijke definitie schikt – een ruimere verbeelding veroorloven. Tenminste, ik hoop dat een aantal programmeurs, curatoren en tentoonstellingsmakers zich durven te wagen aan thema’s en werk dat voorheen als niche werd gezien. De aantallen verschillen uiteraard per locatie maar de meeste instellingen moeten het doen met minder dan 25% van hun publiekscapaciteit: de nieuwe max is minimaal. Voor zij die kiezen voor verbeelding ontstaat er echter een nieuwe ruimte. Zo zijn de kaskrakers of blockbusters en de zogenaamde ‘Daar is toch niet genoeg publiek voor?!’ -programma’s qua ticketsales ineens evenveel waard. Een tentoonstelling over Afro-Nederlandse film- en theatermakers zou verbeeldingshalve evenveel kans moeten maken als een nieuwe spotlight op Suriname, slavernij of Afro-Amerikaanse verzetshelden. Wie weet wat die kier ons brengt.
Liever een onafhankelijk uitgebrachte, gratis downloadbare, niet in samenwerking met dubieuze partijen uitgebrachte archival mixtape over Afro-Nederlanders of een institutionele tentoonstelling? Ik wil beide. Het gaat me om de volgorde, het gaat me om meer zorg voor de tijdlijnen en het gaat me om de programma’s en tentoonstellingen waarmee instituten hun ‘Één jaar sinds onze BLM-post!’ vieren. Maar boven alles gaat het me om het versterken van het volume van die realiteiten binnen Afro-Nederlanderschap die buiten de cashbare vertalingen van Zwart zijn vallen, het gaat me om de deelbaarheid en toegankelijkheid ervan.
We hebben technologie, verhalen, herinneringen, documenten en verbeelding. Terwijl we wachten op een kier staan er al flink wat deuren wagenwijd open. Let’s go.
Simone Zeefuik
is schrijver