metropolis m

Laatst had ik afgesproken met een psychoanalyticus. Jammer genoeg niet om in psychoanalyse te gaan, maar om te spreken over kunst. Ze had me uitgenodigd bij een symposium over psychoanalyse; ik zou praten over mijn schrijverschap en hoe schrijven (in actie) in zekere zin overeenkomt met psychoanalyse. Tenminste: dat is wat ik er zelf over denk, want ik ben dus nog nooit in psychoanalyse gegaan. Die vrouw en ik zaten tegenover elkaar aan een tafeltje. Ik paste op een hondje dat op mijn schoot lag te slapen. Ik aaide het dier kalm en zacht.

De vrouw zei: ‘Jij hebt bijvoorbeeld een hond. Ik denk omdat je zelf graag behandeld zou willen worden als een hond.’

Ik keek haar aan en zei: ‘Maar het is mijn hond niet.’ Om haar in verwarring te brengen zei ik: ‘Het is geeneens een hond.’

Ik wilde weten wat ze daarvan zou zeggen, of ze, zoals we hadden afgesproken om die avond over te spreken, zou beginnen over het punt waar de verbeelding het overneemt van de realiteit, en waar die twee elkaar overlappen en of aanvullen. Maar we zaten daar een tijdje in stilte. Ze keek me aan en negeerde de hond en alles wat ik over de hond had gezegd. Toen ik het niet meer aankon om te zwijgen, zei ik: ‘Ik vind het moeilijk om in stilte te zitten. Ik denk nu dat ik jou iets moet geven.’ Die vrouw knikte. Ze zei: ‘Dat komt omdat we ogen hebben.’

Ik probeerde te begrijpen wat ze zei. We hadden inderdaad allebei ogen. En misschien klopte het; zolang je ogen hebt, elkaar aankijkt, of voor mijn part de wereld of een kunstwerk observeert, denk je dat je daar iets mee moét.

Ik probeerde niet toe te geven aan de verleiding in te gaan op haar woorden. Ik dacht: als ik me nu eens werkelijk stil hou, gewoon hier zit, misschien komt er dan wel iets, zonder dat ik het een (denk)richting op weet te sturen. Ik focuste me op het hondje, tot de vrouw zei dat ze me een video wilde laten zien. Ze haalde een laptop uit haar tas. Het duurde allemaal heel lang. De laptop moest opgestart worden en was oud en werkte traag en daarna kon ze niet vinden wat ze me wilde tonen. Uiteindelijk drukte ze, zonder tekst en uitleg op play. Wat ik te zien kreeg was de korte film Visitors van Liza May Post. In de film zie je een aantal mensen gehuld in Perzische tapijten in een omgeving (een kamer met een deur) van Perzische tapijten. Er wordt niets gezegd. Soms is er een beweging, het zoeken naar contact, dat steeds kortstondig is of min of meer mislukt. Na vier minuten was de film afgelopen. De vrouw en ik bleven allebei naar het beeld kijken, dat nu zwart was. Uiteindelijk vroeg ik: ‘Waarom heb je me dit willen tonen?’

‘Ik wilde het laten zien’, was haar antwoord. Eigenlijk bleef alles die avond met de psychoanalyticus wat het was; niets meer en niets minder. Ik kon er zelf (nu of later of nooit) bij bedenken hoe en wat en waarom de dingen zo gingen zoals ze gaan. Er was geen tekst en uitleg, misschien zelfs geen context. Dat was op zich wel interessant, alsof er een absolute vrijheid in die ontmoeting besloten lag, maar ik werd er ook bloednerveus van. Toen ik thuiskwam dacht ik dat die vrouw me wellicht iets had willen leren over de verbeelding. Dat het aan mij was welke context ik aan het leven zou geven en ook aan dat wat ik zag of te zien kreeg. Dat je, als je de ander (informatie) wegdenkt, misschien wel losgezongen raakt van de realiteit, en dat je wellicht werkelijk diegene (datgene) bent, wat er dan overblijft.

Wat er van me overbleef was iemand die in twijfel verkeerde. Ik wist die nacht na deze ontmoeting niet wie ik was, niet wie de ander was, niet wat ik gezien had, niet wat ervan waar was of niet. Ik werd angstig en paranoïde en bleef in een oneindige loep aan die film van Liza May Post denken en wat ze daar nou toch mee had willen zeggen. Het voelde alsof ik had gefaald omdat ik alle woorden kwijt was. Later droomde ik dat mensen op zo’n manier met elkaar omgingen dat ze alleen maar naar elkaar keken. Zonder bijgedachte. Niet dat de anderen betekenisloos werden, maar dat de betekenis iets was wat je met jezelf uit moest zien te zoeken, iets waar de wereld niets mee kon. Die psychoanalyticus had over haar patiënten gezegd: ‘Als je lang genoeg naar iemand luistert, ga je vanzelf van diegene houden.’

Misschien geldt hetzelfde voor kijken. Als je lang genoeg observeert wat je niet snapt, ga je het vanzelf begrijpen, dan zijn de dingen niet alleen wat ze zijn, maar ook wat ze niet zijn.

Maartje Wortel

is schrijver

Recente artikelen