metropolis m

Een jaar of 8 moet ik geweest zijn. Toen ik het zag. We waren in het Kröller Muller museum. Mijn ouders, mijn zusjes en ik. We waren op vakantie op de Veluwe en na ’s ochtends het bomenmuseum te hebben gezien, was nu dit kunstmuseum aan de beurt. Het was niet alsof ik vaak kunst zag, of dat ik met mijn ouders vaak in een kunstmuseum kwam. Mijn ouders wilden vooral dat ik en mijn zusjes alle provincies van Nederland leerden kennen – twee per zomer en nu dus Gelderland. Per provincie werden er dan musea bezocht. Zo waren het de ene vakantie de Deltawerken, de andere vakantie de Hunebedden en nu dus bomen en kunst. Desalniettemin had ik eigenstandig een opvatting ontwikkeld over wat kunst was. En wat niet.

Een soort ijzeren halve buis, die op de grond lag, waar een lapje stof aan was gebonden en wat wapperde door een kleine wit met gele ventilator die ervoor was geplaatst… – was dat niet. Zo wist ik. Dat was geen kunst. Maar hier, in dit kunstmuseum, stond het toch echt kunst te zijn. Mijn achtjarige ik voelde zich niet serieus genomen. Ik zocht mijn ouders, vond mijn moeder, en nam haar mee. Daar stonden we samen bij de ijzeren halve buis: of zij dit nu kunst vond? Ze bleef stil, niet wetende wat ze ermee aan moest. Met mij, en de kunst. Er was geen kinder-deltaplan om een en ander te verduidelijken, geen speurtocht met een vraag waar ik nu het juiste antwoord op kon vinden en wat zij me kon verklappen. Er was alleen de buis, het lapje stof en de ventilator.

Ergens moet de titel van het werk hebben gestaan. En de naam van de kunstenaar, maar dat herinner ik me niet meer. Ik herinner me hoe we keken naar het wapperen van het lapje stof, en de halve ijzeren buis. En hoe we daar stonden. Enigszins verloren en totaal geabsorbeerd.

Ik sta aan het grote raam bij ons theater en staar over het IJ. Ineens zie ik het lapje stof weer voor me. En wij die daarnaar kijken. Het is dag 50 vandaag. Ruim een jaar geleden namen we het besluit om te transformeren naar het 100 Dagen Huis. Veem Huis voor Performance, waar ik toen twee jaar directeur van was, had voor 2017-2020 met een prachtig inhoudelijk advies exact dezelfde hoeveelheid subsidie als voor 2013-2016 toegekend gekregen. Een aanzienlijk minder groot bedrag dan aangevraagd. En bovenal een aanzienlijk minder groot bedrag dan wat nodig was om ons huis overeind te houden, zo was de afgelopen vier jaar na de bezuinigingen onmiskenbaar gebleken.

Toen met de nieuwe subsidieronde de status quo werd behouden, terwijl ik had gesteld dat die onhoudbaar was – bedacht ik onder het mom van ‘kwaliteit boven kwantiteit’, het weigeren van inhoudelijke compromissen en de wil om niet langer in te leveren op arbeids- en productievoorwaarden – dat we in plaats van een heel jaar, honderd aaneengesloten dagen open zouden zijn. We transformeerden naar het honderd dagen huis. 1 januari gingen we voor 265 dagen dicht. En vijftig dagen geleden gingen we weer open.

We zijn op de helft, druk bezig met het zichtbaar maken van een probleem, een staking, een black-out, een protest. Maar na vijftig dagen is er ook succes. ‘Het 100 Dagen Huis bevalt’ heeft het Parool vandaag geschreven. ‘Dit is het huis wat we willen zijn. In al zijn rijkheid.’ – mij citerend. Want ja, het verkoopt uit, en bereikt een divers publiek. We doen wat we vonden dat we moesten doen. En zoals we vonden dat we het moesten doen.

Onze grootste uitdaging is nu: hoe een probleem te blijven? Hoe niet een uitlegbaar plan te zijn, of de perfecte oplossing te zijn? Hoe aan iedereen duidelijk te maken dat er naast de Deltawerken en de Hunebedden, naast het verplichte bezoek aan het Rijksmuseum wat het regeerakkoord ons voorschrijft, ook wapperende lapjes stof op een ijzeren buis moeten zijn. Onbegrepen en onbegrijpelijk. En hoe die overtuiging door te trekken naar onszelf, dit huis, dat nu ineens een succes heet te zijn. Niet alleen in ons programma, maar ook in het huis. Hoe een probleem te blijven, en ongemakkelijk voor zijn publiek? Hoe niet ingelijfd te worden door het kapitalisme? Een probleem, een vraag, de potentie van iets nieuws, iets anders te zijn.

‘Anne?’, roept iemand. Het publiek komt binnen. We gaan kijken. Ik zie een wapperend lapje stof. Dag 50 begint.

Anne Breure

is artistiek leider van Theater Utrecht

Recente artikelen