De prikkel
Van bovenaf keek ze naar zijn opgewonden hoofd. Hij hield zijn hoofd enigszins afgewend, zijn mond een klein beetje open, de ogen halfgesloten. Hij zag er echt prachtig uit. Ze probeerde niet na te denken (niet nadenken, niet nadenken niet nadenken), maar slechts te voelen, omdat de tijd alleen op dat moment, niet ervoor en niet erna, alleen op dat moment optimaal leek te zijn. Het leven trok aan haar voorbij in logische schakels van oorzaak en gevolg. Het verleden was een opmaat naar dit moment hier met hem.
Ze had naar hem verlangd, echt enorm. Ze was een fantast, dat wist ze. Ze kon moeilijk onderscheid maken tussen wat ze wilde en wat mogelijk was. Je zou bijna denken dat ze dit voor het eerst deed, maar dat was natuurlijk niet zo. Je zou haar zelfs door de wol geverfd kunnen noemen. Ze verlangde ook wel vaker. Ze was niet zo goed in bezitten, dat veroorzaakte geen prikkel. Dat lag aan haar, dat wist ze zeker, daar hoefde ze niet voor naar de psychiater. Zij en de prikkel gingen al heel lang goed samen. De één paste beter als prikkel dan de ander.
Hij keek haar met bloeddoorlopen ogen aan. Ze wist niet of hij haar een keiharde knal ging geven. Ze begreep dat het een beetje onbehoorlijk was om hem raakvlakken toe te dichten met het fictionele karakter uit de zojuist door hem gelezen en door haar geschreven bovenstaande tekst. ‘Lijpo’, zei de jongen met bloeddoorlopen ogen heel duidelijk. Zijn eerste feministische ervaring viel hem ietwat rauw op zijn dak, noteerde ze mentaal in een naamloos document.
Terwijl hij herstellende wellustig haar ‘lokkont’ vanachter beetpakte, zo noemde hij haar ietwat uit verhouding zijnde achterwerk, begon ze op proclamerende toon: ‘Fictie is een experiment met verzonnen gegevens. Fictie is een ware leugen.’ Ze had eerlijkheidshalve minder schrijfervaring dan de meesten, maar compenseerde dat ruimschoots met levenservaring. Als dat eruit gehaald zou worden door haar nieuwe aanwinst, dan bleef er niks over, zo onderhandelde ze in snel tempo met zichzelf.
Zij en alleen zij en ja, dus ook hij, wist dat bovenstaande een vermenging was van meerdere door elkaar gevlochten, waargebeurde situaties die gecopy-pastet, in stukken gehakt, vermalen, door elkaar gehusseld en in de week gelegde notities waren die moesten rijpen op een plank net als een lekker kaasje. Ze borg stukjes tekst op als proviand voor creatief armere tijden. Een techniek die ze van David Bowie af had gekeken. Hij verknipte zijn eigen zinnen en kwam zo tot vrij onbegrepen, maar zeer tot de verbeelding sprekende betekenissen, vond zij. Vision of Void, zo had een Frans kunstenaarsduo ooit een tentoonstelling in haar galerie genoemd en dat had ze mooi gevonden: de visie van leegte, het niet vertellen, de negatieve ruimte; daar zat het hem nou net in.
In haar notitieboekje van Moleskine schreef ze vaak toevallig gepasseerde zinnen en woorden als boodschappenlijstjes onder elkaar. Ze was nieuwsgierig naar wat de tekst haar zou vertellen en in mindere mate naar waar haar eigen verlangen om te vertellen uit bestond, filosofeerde ze op Peppi-en-Kokki-niveau met zichzelf. Zo kwam het dus dat ze flarden van gebeurtenissen en hele of halve zinsneden noteerde en registreerde die te zijner tijd op hun plaats zouden vallen. Een volle map bevond zich op het bureaublad van haar computer die titels bevatte als ‘Hoekbank’ en ‘Labiel’, opdat ze de schrijfsels geordend op thema snel en overzichtelijk terug zou kunnen vinden.
Ze had ook een document getiteld ‘Vianen’, omdat ze weldra een stuk voor of over Alex van Warmerdam voor een literair blad zou schrijven. Al snel had ze besloten dat de tekst gerelateerd zou zijn aan de film De Noorderlingen en dat ze zijlings haar jeugd in Vianen erin zou aanhalen. Middels enigszins schunnige, seksueel getinte teksten zou ze zich rechts en links langs de aard van het oeuvre van Van Warmerdam schuren. In ieder geval, zo was het plan.
De tekst zou zo beginnen: ‘In de uit stoffige grond gestampte nieuwbouwwijk uit de jaren tachtig, gelegen aan de A2, oftewel haar geboortedorp Vianen, had ze regelmatig een gesprek met God gevoerd. Of misschien was het beter te zeggen dat ze regelmatig met God had onderhandeld. Over haar “kleine leven” zogezegd; een term die ze zojuist meerdere keren herhaald had gezien op de cover van enkele net uitgekomen boeken in een boekwinkel in de Haarlemmerstraat. Dat maakte dat ze zich gesterkt voelde in haar woord- en onderwerpkeuze als beginnende schrijver. Ook al deed ze meer dan haar best om in een vroeg stadium een groots leven te lijden, het kleine bleek onontkoombaar. Het kleine huis op de prairie was er niks bij. Tot op heden zag het ernaar uit dat ze zou opgroeien binnen het gezin dat zich met warmte en liefde over haar probeerde te ontfermen. Met regelmaat vroeg ze zich af wie die mensen toch waren. Zij vermoede dat het gezin zich ook met regelmaat afvroeg wie zij was.’
Vol weerzin en verzet probeerde zij een eigen draai te geven aan haar drang tot de creatie van oorspronkelijkheid en ze vermoedde dat de prikkel stamde uit die tijd. Ze begreep best dat het leven, de wereld, binnen bepaalde kaders plaatsvond en plaats moest vinden, omdat het anders een puinhoop zou worden. God had zo zijn plan en bedoelingen, maar in hoeverre zij haar lot daardoor zou laten bepalen, dat was de hamvraag. Voor haar waren nieuwe ervaringen van de waarheid nieuwe prikkels. Dat nam ze heel serieus, zelfs tot tranen aan toe, maar net niet helemaal en als gevolg daarvan eigenlijk helemaal niet. En daar moest ze dan weer keihard om lachen.
Ze duwde haar lokkont nog even wat dichter tegen het sensitieve, zich zorgen makende, meelezende vriendje aan.
Thema's
JMG Jongma