Halal kippenvleugeltjes
‘Hoe gaan we vieren dat je bent geselecteerd voor de volgende Documenta?’, vroeg mijn vriend Ahmed toen het nieuws bekend werd. Ik hoefde er niet lang over na te denken: ‘We gaan naar de moskee om te bidden, te buigen en dankbaarheid te uiten aan onze schepper.’ Ahmed deed net als ik een residency aan de Jan Van Eyck Academie. Samen brachten we veel ramadanavonden door in Zam Zam, de lokale Turkse snackbar, waar we eindeloze hoeveelheden gefrituurde halal kippenvleugeltjes naar binnen werkten, tot het einde van onze residency ons scheidde. Ahmed is een jonge moslim uit Nigeria, die regelmatig een bezoek bracht aan de plaatselijke moskee in Maastricht. Voor mij zou dit mijn eerste bezoek worden. We sprongen op de fiets om nog net op tijd te zijn voor het Asr-middaggebed. Het was de eerste keer sinds mijn kindertijd dat ik naar de moskee ging.
Hoewel een op de vier mensen moslim is, wordt dit gegeven niet weerspiegeld in de kunstwereld ー noch in het publiek, noch in het engagement, noch in de discursieve of historische representatie. Het doet me afvragen wie er dan wel leven en gerepresenteerd worden in de kunstwereld. Degenen uit de diaspora die het lukte om door te breken, bekendheid en roem te verwerven, verwerpen vaak hun islamitische levenswijzen om zich te kunnen assimileren tot volwaardige Berlijnse hipsters. Ik ben al ruim een decennium geleden afgestudeerd van de kunstacademie in Londen, maar in de kunstwereld een moslim tegenkomen die bidt, de Koran uit het hoofd leert of de bijbehorende rituelen uitvoert, is nog altijd even zeldzaam als een ontmoeting met een eenhoorn.
Naarmate Ahmed en ik dichter in de buurt kwamen van de moskee, werd ik getroffen door de toegenomen diversiteit van de mensen, ondanks dat het maar tien minuutjes fietsen was vanaf de academie. De mensen droegen allerlei soorten kleding: adidas trainingspakken, nette colberts, geborduurde thobes… Hier waren Zwarte en bruine mensen in de meerderheid ー de bevolking was er compleet anders dan de prosecco-minnende, welgestelde, witte mensen die de terrassen van de Maastrichtse hoofdstraat bevolkte en die als publiek naar onze Open Studios kwamen kijken. Vanwege de covid-maatregelen moesten we ons eigen gebedsmatje gebruiken in de moskee. Omdat ik er geen had, kocht ik in de Imam-winkel van de moskee twee nieuwe kleurrijke gebedsmatjes. Ik nam ze mee terug naar mijn atelier en vormde er een gebedsopstelling mee, met aan het hoofd het zwarte gebedsmatje van Ahmed, dat hij had meegenomen uit zijn ouderlijk huis in Nigeria. Dat jaar besloot ik voor de jaarlijkse Open Studios mijn white cube studio om te toveren tot een openbare gebedsruimte.
Mijn mede-resident, Erika Roux, maakte voor haar eigen Open Studios een video-installatie over de activistische groep La Révolution est en Marche (LREEM). De leden van deze groep, die allemaal een Noord-Afrikaanse achtergrond hebben en uit de beruchte Parijse banlieue komen, protesteren tegen het structurele racisme en het imperialisme in de Franse samenleving. Ik vond het opmerkelijk dat we ons enige Arabische publiek helemaal uit de Parijse voorsteden moesten importeren, terwijl we geen contact leken te hebben met degenen die om de hoek wonen of studeren aan de Universiteit van Maastricht. Een jonge Algerijn uit de groep was bijzonder ontroerd door mijn gebedsruimte. Hij liet me een foto van zichzelf zien, waarop hij zijn palmen opent naar de hemel. Ondanks dat we niet dezelfde taal spraken, voelde ik de band tussen ons.
Nederland is niet bijzonder open of vriendelijk tegenover moslims. Rond verkiezingstijd zijn de muren rondom mijn huis beplakt met het gezicht van Geert Wilders, vergezeld van populistische slogans over het verbieden van de Koran. Tijdens mijn residency werden de moskeeën van Amsterdam meerdere malen gevandaliseerd. Datzelfde jaar zou het dertig jaar geleden zijn dat de massamoord in Srebrenica plaatsvond, de etnische zuivering van meer dan 8000 Bosnische moslims. Hoewel de Nederlandse rechtbank in Den Haag had geoordeeld dat het Nederlandse leger medeplichtig was aan de genocide, werden er geen herdenkingen georganiseerd op 11 juli, de officiële EU-herdenkingsdag. Dit alles maakte dat ik oplettender wilde zijn, meer toegewijd en vroom, en dat ik mijn erfgoed en afkomst nadrukkelijker wilde omarmen.
Ik vond troost in de gebedsruimte. Het was niet bedoeld als kunstwerk, installatie, institutionele kritiek of performance, maar gewoon als functionele gebedsruimte, open voor het publiek als ruimte van bezinning. Vijf keer per dag, op de tijden van salat, klonk de azan (de oproep tot gebed) via een minaretklok vanaf de Al-Aqsa moskee in Palestina door de gangen en tuinen van de Van Eyck Academie.
Later dat jaar, toen ik mijn eerste onderzoeksreis naar Kassel maakte, viel het me op hoe zichtbaar islamitisch het gebied was rondom het centrale ruruHaus-hoofdkwartier van Documenta 15. Vrouwen met hoofddoeken, hele winkelstraten met Turken, Syriërs, bebaarde Afghanen, Somaliërs en Marokkanen in abayas en kurtas, kebabwinkels en oriëntaalse supermarkten. Waar lag de kloof van verstandhouding tussen ons en deze mensen? Wat betekende de Documenta, ‘het meest prestigieuze kunstevenement ter wereld’, voor hen? Ondanks de ‘dekoloniale wending’ van de Documenta, die curatoren vanuit Indonesië, ’s werelds grootste moslimnatie, met zich had meegebracht, leek het alsof we in parallelle werelden leefden. Zou de kunstwereld een ruimte kunnen worden die verbonden is en voortvloeit uit haar omliggende straten? De vraag blijft door mijn hoofd spoken.
Bij thuiskomst diende ik mijn voorstel in bij het Documenta-team: ik ga middenin de aankomende Documenta een snackbar openen voor gefrituurde halal kippenvleugeltjes.
Hamja Ahsan
is kunstenaar, schrijver, activist en curator