Antwoordapparaat
Een tijd geleden werd ik opgebeld door een onbekend nummer. Omdat ik niet van onbekende nummers houd luisterde ik hoe de telefoon overging en daarna stopte met trillen en ringen. Ik wist wat de beller te wachten stond, mijn voicemail waarop ik tergend langzaam de volgende zin uitspreek: ‘Ik neem nooit op, maar bel altijd terug.’ Ik hoop steevast – en vaak tevergeefs – op een bericht. In het uitzonderlijke geval dat er ingesproken wordt, bewaar ik het bericht op de computer. Wie weet kan ik het op een dag nog gebruiken in een tekst, film of installatie.
Het luisteren naar een stem op een voicemail is zoiets als mensen tegen de wind in zien fietsen: het decorum valt weg, je ziet of hoort ze op een moment waarop ze zich even niet bewust lijken van de omgeving, omdat ze zich moeten concentreren op een ‘onverwachte’ handeling, iets elementairs dat om hun aandacht vraagt. De stemmen klinken breekbaar, onzeker, onbestemd, afgeleid, zoekend, onherkenbaar, angstig, geïrriteerd, sexy soms en bovenal ongelooflijk dichtbij, alsof er hoe dan ook een geheim wordt prijsgegeven. En daartussendoor raast de wind, het verkeer, is er het geluid van een televisie, de echo uit een badkamer. Jammer genoeg hebben de meeste bellers schijnbaar een hekel aan de voicemail. Er wordt zelden iets ingesproken; ze houden liever de macht bij zichzelf, proberen het later nog eens. Ze zijn te verlegen om iets in te spreken, of ze zijn beledigd en hangen nog voor de piep op.
Dit keer had de beller echter een bericht achtergelaten. Ik luisterde opgetogen naar de stem van een vriendelijke jongen. Hij vertelde dat hij Maurice van Es heet, dat we elkaar volgen op Instagram, dat hij een fotoboek had gemaakt met de titel Now will not be with us forever, dat hij zou gaan presenteren in Galerie Gabriel Rolt in Amsterdam. Hij vroeg of ik daarbij wilde zijn om een gesprek over zijn werk met hem te voeren (hij giechelde tussen zijn woorden door). Er was alleen wat weinig tijd; de presentatie zou de volgende dag plaatsvinden. Het maakte hem niets uit dat ik zijn foto’s hoogstwaarschijnlijk niet kende, dat zou het gesprek er volgens hem alleen maar leuker op maken. Dit nam me voor hem in. Het had er de schijn van dat deze fotograaf het leven en daarmee de onvermijdelijke mislukking toeliet. Al hoorde deze opzet misschien bewust bij de presentatie van zijn werk. In het ergste geval (voor mij dan) was mijn aanwezigheid, het gesprek, een kunstwerk op zich, en werd ik uitgenodigd voor een live-performance.
Op de Rietveld Academie hadden we niet zelden onderzocht waar het leven ophield en de kunst begon, of andersom. En altijd kwam die vraag op hetzelfde even frustrerende als geruststellende antwoord uit: het is maar hoe je het bekijkt. Die avond gaf de fotograaf het boek af bij de receptie van het hotel waarnaast ik woon. Ik bekeek de foto’s ‘s nachts in bed met een zaklamp. De foto’s waren als de voicemails die mijn vader achterlaat. Hij spreekt niets in, maar vergeet op te hangen. Hij zegt iets tegen mijn moeder en voert daarna de kippen of loopt door het huis. Het grijpt me iedere keer opnieuw aan. Het intieme van dit moment, het voyeuristische luisteren naar iemand die ik zo goed ken, maar die nooit dichterbij zal komen dan nu, in deze ‘onverstoorde’ oprechte dagelijkse handeling. Precies dezelfde gevoelens roept het werk van Maurice van Es bij mij op. Hij kijkt goed naar de mensen en de dingen in zijn omgeving, om ze opnieuw te ontdekken, ze dichtbij te houden en er afstand van te doen. De fotograaf heeft zijn foto’s onderverdeeld in acht boekjes waarin hij zijn jeugd, zijn familie, zijn herinneringen, zijn verwonderingen en het dagelijks leven in kaart brengt. Hij toont de obsessie van zijn moeder, de stoffen van zijn kleding, het behang, de lakens. De keren dat zijn vader hem met de auto oppikt en zijn opa die met moeite een trui uittrekt. Zijn puberbroertje wilde niet op de foto. Daarom fotografeerde Van Es hem steeds wanneer hij de deur uitging en de hoek van het huis omliep. Weg van iets, of naar iets toe. We zullen er nooit echt achter komen hoe de tijd zich voor deze jongen uitstrekt, wat hij tegemoet gaat; wellicht is dat het punt waarop het leven ophoudt en de kunst begint. Al is dit voor het broertje waarschijnlijk precies andersom.
Maartje Wortel
is schrijver