metropolis m

De Denker, het beeld van Auguste Rodin, staat in het Singer Museum in Laren. Omdat ik daar in de buurt ben opgegroeid kwam ik vaak met mijn moeder in dat museum. Dan stonden we samen bij het beeld en dan vroeg mijn moeder iedere keer opnieuw aan mij: waar denkt hij aan? Het was een slimme manier om meer over haar dochter te weten te komen, want vaak is datgene wat je op kunst projecteert een verkapte vorm van een zelfportret. Soms denk ik dat alles een zelfportret is: de vragen die je stelt, de boodschappen die je doet, de manier waarop je liefde bedrijft. Mensen zijn geneigd zichzelf nogal serieus te nemen en als bijzondere, unieke wezens te zien. En precies dat unieke wezen wil zichzelf aan de buitenwereld tonen, op zoek naar bevestiging. Waarom willen we dat eigenlijk? Is het niet juist bevrijdend om niet ‘anders’ te hoeven en/of te moeten zijn?

Ik las laatst een boek over eenzame kunstenaars. Onder andere de kunst en filosofie van Andy Warhol werd onder de loep genomen. Van Warhol is bekend dat hij naar het tegendeel van die uniciteit verlangde. Hij wilde een machine zijn, zocht naar eenduidigheid, zoals dat Coca Cola waar dan ook ter wereld, voor altijd en eeuwig voor iedereen hetzelfde zal zijn, namelijk Coca Cola. Op die manier los je zowel het uniek zijn als de eenzaamheid op. Er valt wat voor die gedachte te zeggen.

Fotograaf Judith van IJken ruilde een paar maanden van huis met een meisje genaamd Leslie uit New York. Toen ze in dat huis kwam ontdekte ze dat hun levens kopieën van elkaar waren. Ze waren allebei fotograaf, gaven allebei les en zelfs het interieur kwam overheen met het interieur van het huis van Van IJken in Amsterdam. Ze besloot een serie zelfportretten te maken die overlappen. Op de foto’s zie je zowel Judith als Leslie op precies dezelfde plekken, als één en hetzelfde mens, alsof ze elkaars geestverschijning zijn. Het is interessant werk, dat inderdaad onmiddellijk de vraag opwerpt: hoe uniek zijn we?

Ik dacht onlangs aan het werk van Van IJken toen ik na lange tijd weer bij De Denker stond te kijken. Voor het eerst in mijn leven wilde ik helemaal niet weten wat hij dacht. Ik dacht: ‘Denk maar wat je wilt en houd het alsjeblieft verborgen. Ik wil kijken en simpelweg zien wat ik zie.’ Ik was schijnbaar op een andere manier over mezelf gaan denken. En net als in onderstaand gedicht van Czesław Miłosz werkte dat nogal bevrijdend. We denken dat we nobel en knap zijn en precies daarom proberen we zo belangrijk mogelijk over te komen. Maar de natuur en de ander staan daar uiteindelijk pijnlijk onverschillig tegenover. Ik heb nooit een mooier pleidooi om te leven gelezen dan dit gedicht. Ook prima als het toch weer om een zelfportret zal blijken te gaan.

At a certain age

We wanted to confess our sins but there were no takers.
White clouds refused to accept them, and the wind
Was too busy visiting sea after sea.
We did not succeed in interesting the animals.
Dogs, disappointed, expected an order,
A cat, as always immoral, was falling asleep.
A person seemingly very close
Did not care to hear of things long past.
Conversations with friends over vodka or coffee
Ought not to be prolonged beyond the first sign of boredom.
It would be humiliating to pay by the hour
A man with a diploma, just for listening.
Churches. Perhaps churches. But to confess there what?
That we used to see ourselves as handsome and noble
Yet later in our place an ugly toad
Half-opens its thick eyelid
And one sees clearly: ‘That’s me.’

Maartje Wortel

is schrijver

Recente artikelen