Still uit Oeke Hoogendijk, Het nieuwe Rijksmuseum: de film, documentaire
Mist
Het is 1 maart 2022 en ik schrijf weer vanuit Berlijn. Midden januari stuurde ik je een half opiniestukje over de aanstaande Revolusi-tentoonstelling in het Rijksmuseum. Maar ik schreef niet verder: ik had de Covid-Omikronvariant met beruchte brainfog en kon niet uit mijn woorden komen. Daarna mailde je me over deze column. ‘Met die mist komt het wel goed,’ zei je.
Ik wilde het hebben over de afstand die de directeur van het Rijksmuseum had genomen van de uitspraken van de gastconservator uit Indonesië. ‘Waarom iemand uitnodigen en vervolgens de klappen laten opvangen?’, vroeg ik me af.
Hoe racistisch de term Bersiap is, leek een hete aardappel waar men zich niet aan durfde te branden. Alsof die aardappel niet van hen was, maar van anderen. De aardappel kreeg het instituut teruggekaatst toen een keur aan mensen en gemeenschappen uit het Rijk zich liet horen. De directeur antwoordde dat het Rijksmuseum niet ‘woke’ zou zijn: een politieke uitspraak vermomd als apolitieke uitspraak.
Onnodig, vond ik, om ‘wokeness’ vanzelfsprekend negatief te kaderen, en vermoedelijk ingegeven door een beperkte bubbel. Neemt niet weg dat ik verheugd ben dat er op deze schaal aandacht wordt besteed aan Indonesië: de eerste die na de Tweede Wereldoorlog de onafhankelijkheid proclameerde en velen over de hele wereld hoop gaf (maar ook een aantal gebieden in de ‘eigen’ archipel niet, die nog steeds lijden onder imperialisme en uitbuiting).
In Berlijn ontluikt de lente maar heerst de mist. Iets meer dan achthonderd kilometer verderop, in Oekraïne, is het sinds vijf dagen oorlog. Kiev, de stad die eerder dit jaar nog als ‘nieuw Berlijn’ gold, ligt in puin.
Oekraïners vechten, schuilen of vluchten. Hier arriveren de eerste vluchtelingen, waarvoor de Europese grenzen nu wel open staan. Vrijwilligers verzamelen en verdelen spullen. Er wordt her en der gehamsterd, gepind, en jodium gekocht. Dat laatste verstond ik niet, waarop men uitlegde dat dat helpt tegen de gevolgen van radioactieve straling.
In Nederland is de alertheid anders. Berlijn ligt dichterbij en Duitsland is politiek cruciaal, maar men heeft er ook recentere herinneringen aan oorlog, grootschalige onderdrukking, ‘daderschap’ en schaamte. Althans, dat plegen we in Nederland te denken… Want uit Revolusi, de reacties rondom terminologie, en de in februari uitgekomen studie naar het excessieve geweld van de Nederlandse krijgsmacht als instituut tussen 1945 en 1949, blijkt iets anders.
In Duitsland werd pas vorig jaar de genocide van de Herero, Nama en San in de toenmalige kolonie ‘Duits-Zuidwest-Afrika’ erkend. In het kunstenveld zie ik dit onderwerp vooral bij kleinere organisaties. Zoals we van Berlijn kennen, zijn er initiatieven van dichters, performers en onderzoekers die dat onrecht en geweld – en het onzichtbaar blijven ervan – adresseren. In de Nederlandse mainstream komt het weinig aan bod. Een recent stuk in NRC ging volledig voorbij aan zulke dialogen en citeerde in plaats daarvan enkele hooggeplaatste witte mannen.
En zo komen we bij het nieuwe boek van Joris Luyendijk over zijn zeven vinkjes en de golf aan reacties die het opriep. Mijn reactie: ik vond het prima dat dit inzichtelijk werd gemaakt voor een publiek dat blijkbaar de luxe heeft hier nooit eerder over nagedacht te hebben; ik vond het niet verrassend maar wat irritant dat hij onzorgvuldig omging met bronvermelding; en ik had weinig geduld voor de tijd die Luyendijk en gelijken weer eens kregen of namen voor hun ijdele worsteling en ontwaken… Maar dat komt dan waarschijnlijk doordat ik me vinkjes-wise moeilijk met hen kan identificeren.
De start van 2022 opsommend, verbaas ik me weer hoeveel er gepraat en hoe weinig er geluisterd wordt. Ik schreef het je al in 2020: waar komt die behoefte vandaan ‘alles’ te duiden en daarmee ‘alles’ over het hoofd te zien? Geeft het een gevoel van controle in mistige tijden? Is dat de strohalm waaraan ‘zeven-vinkjes-mannen’ en directeuren zich vastklampen in ‘tijden van wokeness’? Is het de doctrine dat vrijheid gelijk staat aan uitspreken?
Voor de Prijs voor de Jonge Kunstkritiek schreef ik zomer 2020 een uitgebreide, langzame kritiek over kunstkritiek – waarin ik niet in woorden uitdrukte wat mijn kritiek was: dat er iets benoemd was dat niet benoemd had hoeven worden. Het ging over seksisme en grensoverschrijding, over vinkjes, over toe-eigening en extractie, en over transitie.
Opacity, bewuste mistigheid, is een strategie die de ‘minder bevoorrecht geachte’ deelnemer kent. Ook ik leerde het, onder meer bij de Indonesische vechtkunst Pencak Silat: vertraagde, harmonieuze bewegingen die doen denken aan dans – ogenschijnlijk meegaand, maar wanneer nodig gevecht dienend.
Sier, verbeelding, woorden voorbij communicatie, omwegen: het vermogen over te brengen zonder letterlijk te zeggen. Heel anders dan hedendaagse media die ons voorschotelen dat alles wat ze ons laten lezen of zeggen, belangrijk is.
Te midden van deze oude en nieuwe oorlogen verlang ik naar poëzie en weerklank. Naar verlichten zonder beter weten. Naar erkennen zonder oprakelen. Naar vragen zonder antwoorden.
Naar kunst.
Zippora Elders
is curator, kunsthistoricus en schrijver. Ze was o.a. directeur van Kunstfort bij Vijfhuizen, Cocurator van Sonsbeek20-24 en Hoofd Curatorial Department & Outreach van Gropius Bau in Berlijn