metropolis m

Het was een zeer warme dag in mei en ik moest op mijn nichtje van bijna vier passen. We gingen tekenen. Zij mocht kiezen tussen een kleurplaat of een leeg vel. Ze koos voor het lege (overigens zwarte) vel en dat stemde mij tevreden. Ik dacht dat het wat zei over haar persoonlijkheid. Zelf was ik weer eens verwikkeld in een proces van liefdesverdriet. Ik verlangde naar iets wat mijn pijn kon verzachten en de keuze van mijn nichtje voor het lege vel, dat zwarte vlak, dat deed me veel goed. 

Ik had het verschil tussen mezelf en die vrouw met wie het dus uiteindelijk niet werkte zoals ik hoopte dat het zou werken duidelijk proberen te maken aan de hand van een kleurplaat. Ik zei haar: ‘Jij bent een kleurplaat, de contouren liggen al vast. Het uiteindelijke beeld staat gedrukt. Alles wat ik kan zijn of wie ik ben is de invulling van een plaat die al bestaat. Het gaat niet om mij, maar om het concept mij. Zoals bij een kunstwerk waar niet meer naar gekeken wordt, maar waarvan je zelf blij bent dat je het hebt gezien. Ook al weet je niet wat je zag. Je kunt naar huis gaan met een placemat of een mok, desnoods een geinig cadeau voor een ander.’ 

Die vrouw snapte niet wat ik bedoelde. En ik kon het eerlijk gezegd ook niet erg goed uitleggen. Het had iets met verwachtingen te maken. Ik wilde gewoon ergens beginnen en dat we dan wel zouden zien wat eruit kwam. Ik wilde niet doen alsof we wisten wat we niet konden weten, namelijk wat de uitkomst was, hoe alles eruit zou gaan zien. Ik had net een essay geschreven bij het werk van Alex van Warmerdam, omdat er een retrospectief van zijn werk (ook zijn schilderijen) in het Eye Filmmuseum te zien is. Hij vertelde in een interview dat hij in zijn films gewoon iemand op een deur laat kloppen. En daarna bedenkt hij: Wie klopt er eigenlijk aan? Wie doet er open? En hoe ziet het huis eruit? Pas als alles eenvoudigweg gegaan is zoals het moet gaan, begint de controle over het werk. Pas na het intuïtieve stadium begint hij te snappen hoe alles eruit moet zien. Het gaat om de kunst van het ontstaan en later pas (en zelfs dat niet altijd) om het begrijpen. 

Mijn nichtje tekende geconcentreerd met witte verf op het zwarte vel. Ze zei dat het sneeuw in de nacht was. Na het tekenen was ze moe. We zaten samen op de bank en keken naar haar sneeuw in de nacht. Daarna hing zij wat tegen mij aan terwijl ik het boek Oogzenuw van María Gainza las, waarin Gainza schrijft over beeldende kunst. ‘Wat doe je?’, vroeg mijn nichtje. ‘Ik ben aan het lezen’, zei ik. ‘Ik zie niets.’ ‘Toch is het zo.’ ‘Ik geloof het niet’, zei ze. 

Ik vond het al met al een prima middag. Mijn nichtje die voor een leeg vel koos in plaats van voor een kleurplaat, die op deze zonnige dag sneeuw in de nacht tekende en nu dus niet geloofde dat ik las omdat ze niet kon zien wat ik deed.

‘Als je goed naar mijn ogen kijkt, kun je zien dat ik lees’, zei ik. Ze wilde het niet zien maar horen. Soms sluit kunst buiten. Buitensluiten kon altijd nog (Arnon Grunberg schreef ooit dat een museum(depot) in werkelijkheid een gevangenis voor kunstwerken is), dus las ik haar hardop voor. Niet om haar de woorden te laten begrijpen, maar om te bewijzen dat ik aan het doen was wat ik zei en dat ze daar bij aanwezig mocht zijn. 

‘Het probleem met Rothko was dat hij te veel sprak wanneer hij onder druk stond. Hij vergat dat het krachtigste element van een werk vaak stilte is en dat, zoals men zegt, stijl een manier is om ergens de nadruk op te leggen. Het kan zijn dat kijken naar een Rothko wat weg heeft van een spirituele ervaring, maar dan wel van het soort waarbij er geen plaats is voor woorden. Het is als een gletsjer bekijken of door een woestijn reizen. Zelden is de ontoereikendheid van taal zo tastbaar. Als je voor een Rothko staat, zoek je naar volzinnen, maar je komt niet verder dan wat gestamel. Wat je eigenlijk zou willen zeggen is “tering!”.’ 

Ik keek naar de ogen van mijn nichtje. Ze zag eruit als iemand die goed luisterde. Ze had haar ogen tot spleetjes geknepen, haar wimpers trilden. Ze bevatte niet letterlijk wat ik zei, maar ik zag dat ze het toch begreep. Ik kan er geen woorden voor vinden. Het was net zoiets als bij het kijken naar een werk van Mark Rothko: de diepte van het moment viel niet uit te leggen of in te kleuren. En dat hoeft gelukkig ook niet.

Maartje Wortel

is schrijver

Recente artikelen