Zelftwijfel Koninklijke Prijs voor de Schilderkunst 2008
Het is geen glorietijd voor de schilderkunst, weten ook de schilders van de Koninklijke Subsidie van dit jaar. De twijfel over de zin van hun kunst druipt van het werk af.
De Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst 2008 ging dit jaar naar schilders die verhalen vertellen. En die verhalen komen via een omweg steeds weer uit bij de schilderkunst zelf. Wie in deze tijd nog schildert moffelt de beperkingen van het medium niet weg maar maakt ze tot onderwerp van het schilderij.
Alex Jacobs (1973) schildert zichzelf in Glossy end (selfportrait as a leader)(2008). Een langharige, halfnaakte dertiger die, met een soort tafelkleed om zijn middel, in het schemerdonker een afvalbak trotseert. Op de grond staat een schilderij omgekeerd tussen het afval. En ook ligt daar ergens een andere schilder die hij van zijn troon stootte. Jacobs refereert met zijn compositie aan De vrijheid leidt het volk (1830) van Delacroix. Maar anders dan de Franse Marianne die bij Delacroix een menigte aanvoert, is de schilder in zijn zelfportret moederziel alleen. Hij staat er verwilderd en zelfverzekerd bij, zoals het een klassieke mannelijke schilder betaamt. Maar hij leidt niemand en hij wordt niet gezien. De schilder voert een verloren strijd.
Nog een winnend schilderij: Da Gepetto italiaanse specialiteiten (2006) toont een hulpeloze zwarte jongen met houten benen die de beschouwer gedesillusioneerd aankijkt. Zijn neus is doorboord met een grote worst. Schilder Bas de Wit (1977) heeft geen verdere inspanning gedaan om de illusie op zijn doek verder te voeren. Zijn figuren staan schetsmatig geschilderd op het rauwe canvas. En zelfs met zo’n minimale suggestie vindt hij zijn schilderijen volgens de catalogus ‘monumenten voor het grandioze fiasco van je allereigenste enthousiasme’. De Wit heeft zijn geloof in de schilderkunst eigenlijk allang verloren.
Directeur van Stroom Arno van Roosmalen noemde de Koninklijke Subsidie een paar jaar geleden ‘een bij voorbaat fatale reanimatie’. Vervolgens vergeleek hij de jaarlijkse uitreiking met een traditionele pompoenwedstrijd zoals die in het najaar in de Verenigde Staten worden gehouden: ‘de burgemeester constateert telkens weer tevreden … hoe energiek en serieus deze gemeenschap omgaat met zijn tradities. Men keurt elkaars inbreng en er wordt nog enige tijd nagepraat … de “community” heeft zijn bestaansrecht bevestigt, zijn samenhang een flinke impuls gegeven, en de codes en het protocol opnieuw gemarkeerd.’
Met andere woorden, zelfs als de schilderkunst allang dood zou zijn, zouden we het in dit gezelschap niet te weten komen. En de jaarlijks terugkerende Koninklijke prijs versterkt het taaie protocol volgens welke de schildersgemeenschap opereert.
Het is zo’n soort zichzelf bevestigende gemeenschap en het bijbehorend protocol waar Helen Verhoeven (1974) in haar winnende schilderijen Event Detail 4 en Event Detail 3 de draak mee steekt. De schilderijen van Verhoeven tonen twee net iets andere uitsneden van dezelfde bijeenkomst. Het betreft een dubieus gezelschap in galakostuum, dat zich gedeeltelijk heeft gegroepeerd voor een groepsfoto. De figuren hangen ergens onderaan het doek, terwijl het plafond, een kroonluchter en kolossale schilderijen in de ruimte prominent in beeld zijn. Het is alsof de camera per ongeluk afdrukte. Daarbij zie je onverhoeds dat enkelen in het distinctieve gezelschap zich ondertussen overgeven aan allerlei seksuele driften. Als je goed kijkt zie je bij de piepkleine figuurtjes de ontblote borsten, de tongen en omhoog geduwde rokken.
Zoals bij meer schilders in deze tentoonstelling kun je je bij het verhaal dat Verhoeven wil vertellen afvragen: waarom niet de camera gepakt? Het tweeluik is al bijna een pannende camera, zoals het kader van het ene schilderij gedeeltelijk overlapt met dat van de ander.
Maar juist het geworstel met het weerbarstige medium, de schijnbare mislukking ervan en het aannemen van de vreemdste uitsneden waarin grote witte en zwart witte vlakken verschijnen, geeft het schilderij iets heel vitaals als kunst.
De personages op het doek van Verhoeven voeren daarentegen helemaal geen strijd, ze staan op het punt om zich massaal te laten meeslepen door Dionysische krachten. Het zijn de enorme schilderijen boven hen die hen daartoe verleiden, zo lijkt het. Op die schilderijen zien we, net als bij het publiek, dubbelzinnige seksuele handelingen.
Zien we hier dan toch nog onverwacht een glimp van de enorme sociale kracht die schilderkunst ooit had? Zijn het werkelijk de schilderijen die hier het protocol dicteren en hele gezelschappen verleiden tot ongepast gedrag? Of is het tegendeel daarvan afgebeeld, een karikatuur van de wereld van de kunst. Iedereen weet dat de enige handeling waar het gemiddelde schilderij heden ten dage nog toe aanzet enkel de aankoop ervan is.
Het werk van Verhoeven vertoont overeenkomsten met dat van die andere winnaar van de Koninklijke Subsidie van dit jaar, Jacobs. Ook hij schilderde op 41Moma10.jpg een schilderij in een schilderij.
En ook Jacobs wil iets met de driften die schilderkunst kan oproepen: de woede van Aleksandr Brener toen hij in 1997 een Malevich bespoot met een dollarteken. Ook Jacobs’ andere schilderij, het Zelfportret als leider verwijst via Delacroix naar de gapende leegte buiten het schilderij, daar waar wij staan als beschouwer.
De vierde winnaar van de Koninklijke Prijs, Sebastiaan Verhees (1982) is de trouwhartige uitzondering in dit gezelschap. Met Heavy light (2008) en Night Vision (2008) heeft Verhees gewoon een mooi, maatschappelijk geëngageerd plaatje gemaakt. Behalve misschien zijn perspectivisch standpunt – knalhard met je neus op een rolluik – is er geen enkel kritisch standpunt over de schilderkunst van af te leiden.
Al met al is de Koninklijke Prijs voor de Vrije Schilderkunst dit jaar misschien meer met een rodeo te vergelijken dan met een duffe pompoenwedstrijd. De schilderkunst wordt dit jaar door haar gemeenschap niet gekoesterd zoals een grote glanzende pompoen, maar opgehitst als een rodeostier. En de schilders, die leveren een waar schijngevecht met hun tegenstander, wat toch best nog wel eens een spannende strijd kan opleveren.
De jury bestond dit jaar uit Stijn Huijts, Carla Klein, Ronald Ophuis, Marien Schouten, Gé-Karel van der Sterren, Wilma Sütö (voorzitter) en Barbara Visser. De tentoonstelling in GEM is van 11 oktober 2008 tot en met 7 december 2008 te zien.
Sabien Teulings