Playground #2: Podium voor plezant en ongegeneerd navelstaren
Tijdens Playground #2, het Leuvense Live Arts festival onderzoekt het éne na het andere werk het eigen medium alsof het zijn enige bestaansrecht is; als slangen die zich vol overtuiging, maar ook met veel plezier, in de eigen staart bijten.
Als speelplaats voor het experiment in het schemergebied tussen de beeldende kunst, performance, dans en theater is de tweede editie van Playground een podium voor plezant en ongegeneerd navelstaren. Het één na het andere werk onderzoekt het eigen medium alsof het zijn enige bestaansrecht is – de slang bijt zich vol overtuiging in haar eigen staart. In een tijd waarin een programma of tentoonstelling zonder vooropgelegd thema ondenkbaar lijkt, schept een festival als Playground weer wat lucht door niets dan zichzelf tot thema te verklaren. Playground is daarmee vooral een festival voor kunstenaars, maar toont zich hierin bewust en ongedwongen.
In 2005 vond in Leuven de laatste editie van Klapstuk plaats. Het avant-garde festival voor dans en choreografie, dat grote namen als Anne Theresa de Keersmaeker en Jan Fabre op de kaart zette, had zijn doelen bereikt en besloot dat zijn tijd voorbij was. Het nieuwe team van STUK ontwikkelde samen met Eva Wittocx een heel nieuw festival voor een breder kunstveld.
Playground werd een festival voor de kunst die tussen wal en schip dreigt te vallen en daardoor moeilijk een podium vindt. De voorkeur gaat uit naar kunstenaars die spelen met de codes en formats van de verschillende disciplines.
De nieuwe editie van Playground gaat verder dan de eerste editie (2007) in het onderzoeken van codes en formats. Deze aan narcisme grenzende preoccupatie met zichzelf zou dodelijk vermoeiend zijn geweest, wanneer Wittocx geen gevoel voor humor had getoond in de samenstelling van het programma. Met Grand Magasin, Meg Stuart en Guy de Cointet worden de nodige knipogen uitgedeeld, terwijl DD Dorvillier, Falke Pisano en Michiel Alberts serieus en uiterst geconcentreerd de eigen ruimte aftasten. De werken van Orla Barry, Catherine Sullivan en Joachim Koester maken duidelijk hoe Playground op de hoede is voor effect, zonder het theatrale te schuwen.
Met slechts drie voorstellingen per avond, verdeeld over ruim 8 dagen, is het festival een nachtmerrie voor de liefhebber; afstand en agenda maken het onmogelijk het gehele verlanglijstje af te werken. Het parallelle tentoonstellingsprogramma maakt gelukkig veel goed. Waar de eerste editie van Playground nog worstelde met de beeldende kunst – installaties die het gevolg waren van performances werden door bezoekers ervaren als een afgelegde huid; niet meer dan een herinnering aan wat men gemist had – is er dit jaar gekozen voor een tentoonstelling die, ook los van het podiumprogramma, een bezoek waard is.
Wat de werken verbindt is een sterke verwantschap met de podiumkunst en een stelselmatig onderzoeken van het eigen medium. Onderzoek dat opvallend vaak de vorm krijgt van indexering. In de videoinstallatie the Chittenders laat Catherine Sullivan bijvoorbeeld 16 acteurs een staalkaart maken van stereotype personages uit cinema en theater, door hun meest clichématige gestes eindeloos te herhalen. Het resultaat is een hysterische choreografie, die een heftige fysieke reactie oproept.
Wittocx vroeg kunstenaar en curator Guillaume Désanges een tentoonstelling in een tentoonstelling te maken. Désanges kwam met Pick-Up: een tentoonstelling als theater als tentoonstelling. In een black box worden de werken één voor één uitgelicht. Overgeleverd aan de grillen van de schakelaar wordt de bezoeker door de tentoonstelling geleid, waarbij het werk de aandacht dwingend opeist in plaats van lijdzaam te wachten op bezichtiging. De strakke organisatie van Pick-Up vindt haar tegenhanger in de prettige warboel van Suchan Kinoshitas Inbetweening. Het is alsof iemand vergeten is de deur naar de opslagruimte van het theater te sluiten. Aan de hand van een zeer gedetailleerde partituur worden er voortdurend veranderingen in de opstelling doorgevoerd. Het kunstwerk speelt theater en vraagt de toeschouwer de controle uit handen te geven.
Playground presenteert zowel bestaande producties als een aantal premières van stukken die in opdracht van en in samenwerking met Playground is ontwikkeld. Zo vroeg Wittocx de Ierse kunstenaar Orla Barry een theaterstuk te schrijven. Barry’s Scavenger’s Daughters is een bijna klassieke productie, die zich slechts in details van theater weet te onderscheiden. Overbodige microfoonsnoeren raken hopeloos in elkaar verstrikt en de dialogen geven weinig houwvast. Flarden krachtige poëzie, fragmentarische biologische kennis, halfbakken filosofische bespiegelingen en klankassociaties vlechten zich in het hoofd van de toeschouwer ineen tot een beklemmend en bijna pervers beeld van een relatie tussen twee zussen, die elkaar tot in het einde der tijden zullen likken, strelen en bijten met hun zoetgevooisde, maar scherpe tongen. Even raakt de toeschouwer verstrikt in hun verraderlijke ‘lilac triangle’ van verlokking, jaloezie en waanzin.
Zonder veel tijd om te bekomen van Barry’s bombastisch spel wordt aansluitend van de bezoeker gevraagd in de collegezaal de hersens te pijnigen bij de lezing van Falke Pisano. Voor Playground kortte Pisano haar voordracht Figures of Speech (Yokohama Triënnale 2008) in tot een ruim 20 minuten durende lezing over haar voortdurende onderzoek naar de verhouding tussen subjectiviteit, positie en ‘speech’.
Pisano leest ongeïnspireerd zonder veel intonatie en struikelt af en toe over haar eigen woorden. De extreem samengebalde tekst is lastig genoeg, maar haar voordracht maakt het bijna onmogelijk een ingang te vinden in haar precieze onderzoek naar abstractie en perceptie. Het is onduidelijk in hoeverre Pisano dit met opzet doet. Het past bij haar de toechouwer in verwarring achter te laten.
‘That, what I have called perception first, now becomes something else; something that is composed of several different acts and experiences; that begins with somehow becoming aware of an occurrence – maybe by intuition or by the sensation of imagined touch or by the sense mechanism that relates without actual perception objects and elements in space.’
Met de vraag ‘Er is iets, ik weet het zeker, maar wat precies?’, verlaat de toehoorder de zaal in eenzelfde onrustige gemoedstoestand als die waaruit Pisano’s fascinatie moet zijn geboren.
In zijn tweede editie lijkt Playground een steviger vorm gevonden te hebben. Samenwerkinsgverbanden met onder andere De Appel en de Tate Modern beloven nog interessante toevoegingen aan de line-up van volgend jaar.
Playground mag dan in eerste instantie door haar reflectieve karakter vooral een speelveld voor kunstenaars zijn, het is een speelveld als de speeltuin van weleer. Een speeltuin met toestellen die uitnodigen het eigen spel uit te bouwen en geen themapark dat aan de haal gaat met dingen die groter zijn dan wij zelf.
Aafke Weller