Jeroen Doorenweerd – Verlangen naar het non-event
Jeroen Doorenweerd (1962) maakt al ruim 15 jaar werk in de openbare ruimte. Vaak zijn het getimmerde kaders, podia en uitkijkposten. Hij maakte ook een picknicktafel voor een specifiek gezelschap en liet een zwembad uitgraven in de binnenplaats van een gevangenis. Doorenweerd is als een onberispelijke butler van de publieke buitenruimte: hij serveert sensaties en blijft zelf op de achtergrond.
Zo discreet en dienstbaar zijn maar weinig kunstenaars. Het is bijna ongerijmd dat Doorenweerd nu een dik boek uitbrengt dat alleen over hem gaat en dat er tegelijkertijd een soloproject plaatsvindt in een echt museum getiteld Jeroen Doorenweerd.
Natuurlijk deed de kunstenaar ook in de Lakenhal zijn vertrouwde stap terug en bouwde hij een bescheiden ruimte met een bankje waarin hij een 17e eeuws schilderij uit het depot liet ophangen. In deze Analoge Kamer klinkt via een versterker klassieke muziek. Naast het hokje staat een platencollectie waaruit de bezoeker een keuze kan maken. Zittend in die omgeving wil je eigenlijk niet meer weg.
Er is bij Doorenweerd slechts minimaal sprake van een eigen handschrift of van een uitspraak, ook geen anti-institutionele – al zou je dat verwachten in de 17e-eeuwse schilderijenzaal van Lakenhal. Doorenweerd blijft zo vriendelijk, dienstbaar en faciliterend dat je bijna kunt spreken van een anti-kunstenaar. In een kunstwereld die gevoed wordt door frictie zou je bijna van koers raken bij zoveel gelijkmoedigheid.
Negeren is dan ook een voor de hand liggende reactie van de kunstkritiek. Zo besteedde Metropolis M nooit eerder aandacht aan het werk van Doorenweerd. In het nu bij NAI Publishers uitgegeven boek over de kunstenaar, wijst Wouter Vanstiphout in een wervelend essay Look A-Yonder erop dat áls Doorenweerds bouwwerkjes beschreven worden door critici, het steevast gebeurt als ‘oases van verstilling en observatie in een hectische wereld’.
Maar daarmee begrijpt de beschouwer helemaal niets van Doorenweerd, aldus Vanstiphout, omdat de kunstenaar mediteert en daarin de kern van het werk ligt: ‘wat het werk zo intens en misschien zelfs gevaarlijk en controversieel maakt is het uitschakelen van alle waardeoordelen, zelfs over het opkomen van waardeoordelen zelf … het binnentreden van een postlogische, postintellectuele wereld, een moeras van beelden en herinneringen, obsessies en angsten ….’
Het is een prachtige vondst om de scherpe kant van Doorenweerd te lokaliseren in de afwezigheid ervan, en daarmee in de peilloze diepte van ieders onderbewustzijn. Maar Van Stiphout slaagt in die suggestie alleen door in zijn tekst de vergelijking te maken met David Lynch, die andere kunstenaar die inspiratie haalt uit meditatie. En David Lynch gebruikt meditatie doelbewust als bad trip, om oog in oog te komen met het allerdonkerste uit zijn onderbewustzijn. Daar vindt hij de monstrueuze constructies die hij vervolgens gebruikt in zijn werk. Niets wijst erop dat Doorenweerd ook zo’n confrontatie zoekt, om haar in te zetten in zijn werk.
Beschouwers benaderen het meditatieverhaal van Doorenweerd wellicht clichématig, maar de kunstenaar zelf reikt ook niets verrassends als het daarom gaat. In de Meditatiekubus die hij in het Scheltema complex van de Lakenhal installeerde, als onderdeel van deze solo expositie, hing hij zelf een vrij dooddoende tekst op over meditatie: ‘Meditatie: aanwezig zijn… door meditatie leren we om onze waarneming te verruimen, we gaan de wereld om ons heen meer direct ervaren in voelen, zien, horen, ruiken, proeven.’
Toch zijn er wel gelijkenissen te traceren tussen David Lynch en Jeroen Doorenweerd. De overeenkomst bijvoorbeeld in de manier waarop Lynch op zijn blog al jarenlang van zoiets alledaags als het dagelijkse weerbericht een spannende gebeurtenis kan maken. Dat is verwant aan de manier waarop Doorenweerd ons door een omlijsting naar een grasveldje laat kijken en er plotseling drama ontstaat door wind en het gras. Op een vergelijkbare manier is Doorenweerd al tien jaar gefascineerd door alledaagse realtime registraties van volstrekte non-events, zoals bij zijn project met webcams op de Maasvlakte (Maasvlakte-cam,1999/2000).
Mediterende kunstenaars lijken een liefde te hebben voor herhaling – van beelden, geluiden of teksten – en voor verbondenheid van alles, zoals internet dat ook suggereert. Liefst realtime. Verder hebben mediterende kunstenaars oog voor al datgene dat voortspruit uit het niets. Zoals in de score voor de performance 4′33″(1952) van mediterend kunstenaar John Cage die gericht is op de geluiden die de toeschouwer waarneemt tijdens de vier minuten en 33 seconden durende stilte.
Wellicht leidt een beter begrip van meditatie wel tot een vollediger inzicht in het werk van Doorenweerd. Tegelijkertijd is het onwaarschijnlijk dat je met dat soort inzichten veel verder komt dan de voorspelbare stilte, leegte en verscherpte waarneming. Misschien is Home Entertainment, de derde grote installatie van Doorenweerd die te zien is in Leiden, bedoeld om die leemte op te vullen met wat rauws. 15 Televisietoestellen staan er opgesteld in een metalen kast en allemaal tonen ze gelijktijdig dezelfde playlist van 26 concertopnamen van onder meer de Pixies, PJ Harvey, The Stooges – hoogstpersoonlijke lievelingsliedjes van Doorenweerd.
Het is een fijne selectie en de kunstenaar zette de strandstoelen weer voor je klaar. Maar zelfs Home Entertainment bevestigt de indruk van Doorenweerd als een soort voorbeeldige gastheer, werkend volgens de ‘thought of the day’ van David Lynch op Twitter van 9 februari jongstleden, 1:58 pm: ‘see the work, do the work, stay out of the misery.’
Sabien Teulings