Poppenkast The Curators in Witte de With
Kunstvolk vanuit alle hoeken uit de wereld tracht zichzelf een zitplaats te bemachtigen in de overvolle benauwde ruimte van Witte de With. Alhoewel het symposium met een reserveringslijst werkte, werd er voor The Curators blijkbaar geen rekening gehouden met fysiek aanwezig publiek. Iemand uit de organisatie fluistert me toe dat een overvolle zaal beter oogt dan een lege. Gelukkig hield niemand er een trombose op na.
Tientallen sprekers, curatoren ingevlogen vanuit de hele wereld, waren gekomen, onder hen gerenommeerde sprekers als Carolyn Christov-Bakargiev, de nieuwe artistiek leider van de documenta, Nicolaus Bourriaud en Hans Ulrich Obrist. Zij spraken drie dagen met elkaar, in verschillende panels, over tal van onderwerpen het curatorschap betreffend, zonder dat er veel opmerkelijks ter sprake werd gebracht.
Zoals wel vaker bij dit soort debatten was er meer dat niet gezegd werd dan wel. Of anders geformuleerd, er was meer sprake van een soort narcisme dat zich manifesteerde in een weigering om persoonlijk over zichzelf te spreken.
Enkele notities.
Dag 1
De Britse kunstfilosofe Irit Rogoff opent het symposium met een overweldigende lezing over ‘being implicated’. Ze trekt iedereen mee uit de zaal in een soort van ‘wij’ gevoel, maar dan wel een”wij’ waar je geen duidelijk etiket op plakken kan. Rogoff stipt de nood aan een nieuw kunst-vocabulaire aan en legt de nadruk op het leren lezen van een kunstwerk. ‘Chalet Lost History’ van Thomas Hirschhorn in Parijs dient om haar notie van ‘being implicated’ bij een kunstwerk concreet uit de doeken te doen. Cruciaal bij dit werk is hoe de woede van Hirschhorn haar overweldigde. Want ze hoeft geen kunstwerk over Irak te zien om meer te weten te komen over politiek. Dan slaat ze er wel de krant op na. Maar dankzij zijn woede gaf het haar een andere invalshoek op die situatie. Wat meer te verwachten van een tentoonstelling als ‘occasion’, zoals ze het noemde?
Na deze overweldigende lezing moeten onverwacht de jonge curatoren van het CTP van De Appel het podium op, omdat het vliegtuig van Sabine Breitweisser vertraging heeft. Wie geniet er de voordelen van een curatortraining en wat leer je daar, was de vraag. De vertegenwoordigers van De Appel verstommen de zaal met hun arrogante onwetendheid. Of is zeggen dat je niet weet wat netwerken is op veilig spelen?
Gelukkig wordt deze vermoeiende dag van non-stop talking ego’s nieuw leven ingeblazen door Power Fraü Carolyn Christov-Bakargiev in het laatste debat ‘When is a Biennale a success?’. Christov-Bakargiev zal Documenta 13 leiden. Hou Hanru en de directeur van het MUHKA Bart de Baere verbleekten in haar bijzijn.
Wat is een succes? Wat is een mislukking? Dat is binair denken uit het modernisme, beweert Christov-Bakargiev. All culture is a failure. Success is to sell. Alle biënnale’s mislukken, maar ze verkopen goed als een evenement en brengen veel geld binnen. Een biënnale is een citytrip geworden en een spektakel waarbij de individuele ervaring van de bezoeker oplost in de massa.
Uit het publiek duikt ineens de vraag op hoe deze situatie ontstaan is en wat maakt hem nog steeds mogelijk? Hou Hanru legt de vraagsteller droog het zwijgen op met zijn opmerking dat die vraag al 10 jaar eerder gesteld is.
Dag 2
Op de tweede dag benadrukt Uta Meta Bauer dat zij zich in een luxepositie bevindt. Ze is niet meer afhankelijk van een museum of instituut dat ze vertegenwoordigen moet. Want elk instituut heeft zo zijn agenda. De curator staat niet los van de samenleving en de economie. ‘Hoe zit dat bij jou Adam Szymczyck als directeur van de Kunsthalle te Basel’, vraagt Bauer. Hoe beïnvloedt die grote Art Fair het gebeuren in de Kunsthalle? Szymczyck beweert dat buiten meer bezoekers de beurs niets aan zijn instituut verandert.
Bij gebrek aan respons zet Bauer haar discours dan maar alleen verder en constateert achtereenvolgens dat de ontspannen sfeer van vroeger weg is, dat wanneer men een goede tentoonstelling maken wil de hoge verzekeringswaarden van de kunstwerken je vaak tegenwerken, dat de kunstwereld enorm is geprofessionaliseerd, dat de druk om in de kunstwereld aan de bak te komen hoog is. Ze legt uit dat de cijfers voor zich spreken: slechts 2% van de kunststudenten eindigt uiteindelijk in de kunstwereld. Bovendien moeten jongeren al meteen weten wat ze later worden. Neem nu bijvoorbeeld de situatie in Amerika waar men al met ontzettende schulden zit nog voor men zijn studies afgerond heeft. Naar haar gevoel zijn er te veel kunstinstituten waardoor er steeds meer cultuurproductie vereist is. De markt wil steeds nieuw vlees. Maar zo wordt het een haast onmogelijke situatie om nog kwalitatief bezig te zijn. Hoe kan men in godsnaam nog een individuele ervaring beleven op een documenta die 650.000 toeschouwers trekt? Voorts gelooft ze niet meer in kunst die alleen maar naar zichzelf verwijst en heeft ze meer op met interdisciplinaire kunst. De plek waar kunstenaars en wetenschappers elkaar ontmoeten, die kruisbestuiving prikkelt haar nu.
Dag 3
Op de derde dag volgt een slapstick tussen Jan Hoet en Ann Demeester. Tijdens hun gesprek worden alle thema’s van de afgelopen dagen herhaald. Jan zwijgt niet. Hoet toont zich, zoals een Amerikaanse verzamelaar me achteraf zei, ‘freak’ uit de premoderne tijd. Een die zelf een broertje dood aan kunsttheorie heeft en ons uit de doeken doet wat context is. Het publiek buldert en lacht bij deze psychoanalytische sessie.
Hoet houdt geen rekening met wie Witte de With sponsort en verkondigt luidkeels dat hij veilinghuizen verafschuwt, ook al is zijn dochter hoofd van Christie’s. Hij blijkt samen met Uta Met Bauer één van de weinigen te zijn die de kredietcrisis bejubelen, want voor het eerst in zijn geschiedenis wordt er hedendaagse kunst gekocht door verzamelaars. Curator zijn is voor hem een soort van aangeboren talent dat men ontwikkelt binnen de juiste sociaal-culturele achtergrond. Er bestaat geen model om na te volgen. Curatorscholen zijn voor hem dan ook je reinste onzin. Ann Demeester vindt dat onredelijk van hem. Onredelijk is hij misschien, maar dan wel eentje in de aard van een lof der zotheid. In zijn vertoog worden evenzeer maatschappelijk sociale pijnpunten op anekdotische wijze uit de doeken gedaan. En er is geen moment dat het publiek zich verveelt. Ik heb achteraf deze dialoog als een monnik uitgetypt, terwijl de figuur Jan Hoet eerder altijd meer aversie bij me opriep dan lof. Hoe hij zichzelf altijd in de schijnwerpers wist te stellen vond ik gewoon een misplaatste grap naast zijn stelling dat het kunstwerk centraal staat.
Aan het eind van de drie dagen blijf ik verward achter. Jan Hoet, de man die bij mij een weerzin tegen het curatorschap ontwikkelde, zorgt ervoor dat een conferentie van de ondergang gered wordt.
Hoets bijdrage neemt niet mijn bedenkingen weg tegen de motieven van Witte de With om deze conferentie – talkshow-style – te organiseren. Treffend wat dat betreft het feit dat ze aan het eind van de rit vragen om je commentaar op te schrijven, anoniem. Tegelijkertijd wil het kunstcentrum wel even weten wat je beroep en marktwaarde is.
‘Rotterdam Dialogues: the Curators’, maart 2009 – Alle beelden courtesy Witte de With. copyright: Kirsten de Graaf
Eva Kerremans