Min óf meer willekeurig herman de vries op de Veluwe
Het Kröller-Müller Museum mag dan in de natuur van park de Hoge Veluwe liggen, deze maanden ligt de natuur ook in het museum. Als geschikte plaats voor filosofische of persoonlijke contemplatie zonder het stof en de voorjaarsbuien, biedt het museum de tentoonstelling Unity van natuurfilosoof, plantkundige, boeddhist en kunstenaar herman de vries (zonder hoofdletters).
Wie binnenstapt in de – van zichzelf toch al rustig ogende – zalen van het museum, hoort kabbelend water en ziet als eerste een installatie verzamelde objecten, netjes op een kleedje. De veelzijdige objecten liggen zo netjes in rijtjes dat je er haast een dwangneurotische straathandelaar naast verwacht die toch de eenheid in op zijn kleedje wil bewaren. Het werk Mesa (1997-2008) lijkt kenmerkend voor het gehele oeuvre van de kunstenaar. In een haast encyclopedische rangschikking bestaat het werk uit bij elkaar geplaatste individuele voorwerpen die desondanks een eenheid (unity) vormen. In Mesa wordt die eenheid bepaald door voorwerpen die de kunstenaar op zijn reizen door Oost Europa en Azië tegenkwam, maar in veel van zijn werken wordt het voor de vries belangrijke begrip ‘eenheid’ vaak gekoppeld aan een ander voor hem belangrijk begrip: het toeval.
De vries, oorspronkelijk geschoold als plantkundige en later biologisch onderzoeker, richtte in 1961 met Armando en Henk Peeters het tijdschrift nul = 0 op. In de bijbehorende kunstopvatting wilden de zogeheten nul-kunstenaars hun werk zo zakelijk mogelijk benaderen: de compositie van veel van hun werken werd daarom van te voren al bepaald. De expressie van het individu werd op deze manier tot het minimum beperkt. Ook de materiaalkeuze was voor deze kunstenaars belangrijk. De materialen moesten vooral ‘alledaags’ zijn. Hoewel bijvoorbeeld Peeters zich hierbij op de alledaagsheid van nieuwe materialen als plastic richtte, keerde de vries zich tot het meest alledaagse dat hij in zijn eigen leven kende: de natuur. De koppeling zou de basis vormen voor zijn verdere werk, waarin hij zich steeds meer toelegt op de rol en kenmerken van het individuele (natuurlijke) object binnen groepen of soorten die een eenheid vormen. De biologie en de plantkunde vormen hierbij een belangrijk begrenzend kader. Telkens weer zoekt hij binnen elke ‘eenheid’ de schoonheid van haar individuele vertegenwoordigers, die door de invloed van het toeval ieder een uniek uiterlijk hebben gekregen.
De natuur is veelal het subject in dit onderzoek en het is dan niet zonder reden dat dit een van de thema’s is waarmee unity vorm krijgt. De tentoonstelling toont de werken van de vries die het KMM sinds 1976 heeft aangekocht en verdeelt deze onder in de thema’s natuur & cultuur, orde & chaos en individualiteit & eenheid.
Omdat binnen de vries’ oeuvre de rol van de enkeling in het geheel zo’n belangrijke factor is, is het opvallend te noemen dat de aanpak van de tentoonstelling hier niet op aansluit. De thematische invulling plaatst de bezoeker in een dwingend frame, waarin de werken worden gekoppeld aan een zaalthema. Hierdoor verliest hun samenhang aan kracht. Bovendien zijn de keuzes van de thema’s niet heel gelukkig: In de zaal natuur & cultuur zien we bijvoorbeeld de stam van een olijfboom, die in zijn verouderde hoedanigheid het verstrijken van de tijd zou moeten verbeelden (le témoin, 1991). Het werk is door de kunstenaar op een marmeren sokkel geplaatst, wat inderdaad een voorbeeld te noemen is van de combinatie van natuur en cultuur. Maar veel verder gaat de vergelijking niet. Het statische begrip ‘cultuur’ doet eerder afbraak aan de werken,die beter met het werkwoord ‘cultiveren’ vereenzelvigd zouden kunnen worden..
Verder komt ook de plaatsing van de werken vaak niet ten goede aan de kracht van de werken. Zo ligt de hierboven beschreven olijfboom tegenover een muurtekst waarin de kunstenaar zegt dat ‘natuur zelf genoeg [is], en moet ook voor de mensen genoeg zijn’. De aan le témoin toegevoegde sokkel wordt hierdoor geproblematiseerd als artistieke keuze. Een ander ruimtelijk werk is 5 houten balken; toevallige stapeling (1975), waarvan de wandtekst ons leert dat de plaatsing van de balken systematisch is bepaald aan de hand van willekeurig gekozen getallen. Niet veel verderop is Der weg ist wieder frei (1985) te zien, een versplinterde slagboom. De rangschikking van de stukken slagboom doet denken aan de balken van een paar meter verderop, maar in dit geval gaat het om een objet-trouvée waarbij de rangschikking totaal willekeurig is. Er zijn klaarblijkelijk verschillende soorten ‘toevalligheid’: de willekeurige rangschikking van de gevonden slagboom trekt daarmee de mathematische willekeurigheid uit de vries’ vroegere werk in twijfel.
De wringen van tentoonstelling met de vries’ werk kan deels vanuit het werk zelf worden verklaard. Het oeuvre van de kunstenaar leest haast als een betoog: het werk is een instrument om de denkbeelden van de kunstenaar over te brengen. De in mijn ogen ietwat belerende aard van deze denkbeelden, maakt het vinden van een format waarmee het oeuvre in de museumstructuur ingepast kan worden dan ook tot een moeilijke klus.
Rogier Brom
is coördinator onderzoek bij de Boekmanstichting