Overweldigend overzicht Dan Graham in het Whitney (NYC)
De tentoonstelling Dan Graham: Beyond biedt een overzicht van het indrukwekkende oeuvre van de Amerikaanse kunstenaar. Graham is de derde kunstenaar, na Gordon Matta-Clark en Lawrence Weiner, in een reeks van samenwerkingen tussen het Whitney Museum in New York en MOCA in Los Angeles.
Dan Graham: Beyond is overweldigend in zijn allesomvattendheid. De show bevat onder meer tekeningen, foto’s, film en video, architectonische schaalmodellen, sculpturen, conceptuele en geschreven werken,en dat alles door elkaar heen. Een duidelijke chronologische of thematische lijn ontbreekt: de bezoeker valt binnen in het recente werk en kan van daaruit een eigen zoektocht beginnen naar de mogelijke verbanden. De presentatie toont het zeer afwisselende oeuvre van autodidact Graham, maar naast de vele verschillende media en werkwijzen die hij hanteert, sluit zijn werk duidelijk aan bij zo’n beetje elke ontwikkeling in de kunst sinds de jaren ’60. Een dergelijke indeling wordt echter niet gehanteerd in de tentoonstelling. De werken worden als een totaal gepresenteerd.
Om toch een lijn te vinden in deze allesomvattendheid biedt een chronologische opbouw echter meeste houvast om de tentoonstelling te beschrijven: Het vroege werk van Graham, dat onopvallend in een kleine zaal achterin wordt getoond, laat zich kenmerken door een documentair en analytische karakter. Neem Schema (1966), een conceptueel werk waarin Graham de inhoud van verschillende Amerikaanse tijdschriften tot statistische data verwerkte. Nauwkeurig telde hij het aantal woorden per pagina, de afbeeldingen en het kleurgebruik. Het schema kon worden toegepast voor elk willekeurig tijdschrift en zou zodoende in steeds nieuwe contexten worden ingezet. Grahams interesse in populaire media als tijdschriften (‘magazines are like pop songs to me’) is veelzeggend voor zijn anti-elitaire houding tegenover kunst in die jaren. Het is dan ook niet vreemd dat een van zijn beroemdste werken – de fotoserie Homes for America (1966-67) – ook in een tijdschrift wordt gepubliceerd. In deze serie observeert Graham de nieuwbouwhuizen die hij onderweg van zijn ouderlijk huis in New Jersey naar Manhattan tegenkwam. De manier waarop hij met deze serie op zoek is naar de herhalingen en de patronen van de architectonische structuur (zonder het ‘leven’ in de buitenwijk uit het oog te verliezen) laat zich vergelijken met het analytische karakter van Schema.
Kort daarna komt het menselijk lichaam centraal te staan in het oeuvre van Graham. Beginnend bij het lichaam van de kunstenaar zelf in de video’s Roll (1970) en Body Press (1970-1972) In deze werken filmde Graham zichzelf terwijl hij door de bladeren in het Central Park rolt, terwijl een tweede camera deze actie eveneens registreert. De beelden van Roll worden op de afzonderlijke wanden geprojecteerd, waarmee de toeschouwer door het point-of-view perspectief bij de actie wordt betrokken, Naast ook de registraties van de performances in de tentoonstelling, tonen Grahams spiegelsculpturen eenzelfde focus op het publiek.
Wellicht het bekendste werk van Graham is Public Space/ 2 Audiences (1976). In deze sculptuur zijn 2 ruimten van elkaar gescheiden door middel van een dubbele spiegel. De bezoeker bevindt zich in een dubbele positie waarin hij zowel zichzelf bekijkt in de spiegel, als door het publiek aan de andere kant van de spiegel bekeken wordt. Deze letterlijke verbeelding van het samenvallen van het object en het subject, de ‘mirror phase’ van Jacques Lacan , waar Graham zelf graag naar verwijst in zijn artikelen – komt ook naar voren in Opposing Mirrors and Video Monitors on Time Delay (1974). In een kleine ruimte hangen twee grote spiegels tegenover elkaar, waarvoor twee camera’s en videomonitoren zijn geplaatst. De bezoeker bekijkt op het videoscherm de vertraagde beelden van zichzelf in de andere kant van de ruimte. Het publiek is hiermee zowel toeschouwer als object in het werk van Graham.
In de laatste fase van zijn oeuvre lijkt Graham wat afstand te doen van een dergelijke abstractie. Het lichaam, dat in zijn eerdere spiegelsculpturen afzonderlijk werd benaderd, wordt nu weer aan een maatschappelijke context verbonden. Dit komt het meest sterk naar voren in de architectonische installaties die Graham paviljoens noemt. Deze geometrische en van glas en spiegels vervaardigde installaties beïnvloeden de ervaring van de ruimte, maar anders dan de spiegelwerken uit de jaren ’70, fungeren zij tegelijk als een beschutte plek voor dagelijkse activiteiten. Zo ontwierp Graham onder meer een Skateboard Pavillion (1989), een kinderspeelplaats en een Joods monument.
De paviljoens nemen een zeer prominente plek in binnen de tentoonstelling, waardoor de indrukwekkende, documentaire Rock My Religion (1982-84), waarin Graham terugblikt op de opkomende jongerenbeweging uit zijn eigen jeugd, wordt verdrongen naar de periferie van de tentoonstelling en daardoor makkelijk over het hoofd gezien. Feilloos en geestig worden in Rock my Religion de maatschappelijke ontwikkelingen begin jaren tachtig getypeerd door een montage van scènes uit Hollywoodfilms en beelden van Woodstock die onderling een verband leggen tussen rock ’n roll en religie. In tegenstelling tot veel van Grahams commercieel vervaardigde paviljoens is in deze documentaire nog wel een deel van zijn vroege ideologie terug te zien.
Het is duidelijk behelpen geweest met de ruimte in het Whitney Museum, en kennelijk zijn praktische overwegingen doorslaggevend geweest in Dan Graham: Beyond. De recent werken en ruimteverslindende paviljoens hebben voorrang gekregen op een logische, op Grahams ontwikkeling steunende tentoonstellingsopbouw. Door de grote omvang en diversiteit van Grahams artistieke productie is het zelfs in ideale omstandigheden lastig om grip te krijgen op zijn oeuvre, maar de onevenwichtige en rommelige indeling van de tentoonstelling in het Whitney maakt het bijna onmogelijk. Daarnaast is er – door de overdaad aan spiegelpaviljoens – te weinig aandacht en ruimte over voor Grahams andere – en interessantere – werk.