Een beetje minimal art is zenuwslopend gerlach en koop in 1646
Het is een soort van powerplay: bijna niets zeggen. De macht van de stilte. Verlegen mensen worden vaak arrogant gevonden.
Bij kunst die het met weinig doet gaat het ook zo. Je voelt je als bezoeker al snel geïntimideerd door de stilte, begint zenuwachtig te schuifelen, nog net niet hard te schreeuwen. Een beetje minimal art is zenuwslopend.
Bij gerlach en koop gaat het niet anders. De eerste zaal in het Haagse kunstinitiatief 1646 is bijna leeg, op twee pakken kopieerpapier na. Wie goed kijkt ziet dat een pak iets hoger is dan het andere.
Het blijkt een extra omslag te hebben, opnieuw te zijn ingepakt met een exacte kopie van het omslag van het onaangetaste pak kopieerpapier, zo lees ik in een begeleidend schrijven.
Vraag me niet waarom.
In plaats van als bovenmatig zorgzaam, of Japans meditatief, ervaar ik het als een daad van agressie. De illusie ten top. Kunst die door en door corrupt is.
De bezoeker is gewaarschuwd.
In zaal twee, de achterruimte van 1646 merk ik dat ik te geagiteerd reageerde op dit eerste werk. Te lichtgeraakt, zoals kan gebeuren bij minimal art. De tentoonstelling van gerlach en koop is juist uitermate zorgzaam, een bijna sentimentele koestering van enkele simpele ordeningen. Het is een huiselijke presentatie.
Een cruciale rol speelt de hoek, om te beginnen eentje achterin de tweede zaal, althans de verdubbeling daarvan, een quasi-hoek die via een zwarte plaat is opgetrokken voor een tijdelijke achterwand, die is neergezet om de chaos waarmee de ruimte van 1646 gewoonlijk eindigt aan het oog te onttrekken. Alle overige kunst staat in de twee hoeken er tegenover.
Met dat wat zich in hoeken bevindt, kun je slechts medelijden voelen
Met dat wat zich in hoeken bevindt, kun je slechts medelijden voelen, of het nu opgehoopt stof is, de prullenbak, de vermoeide bokser of gestrafte leerling. Een hoek maakt zacht.
Zo ook de in de hoeken opgehoopte kunst van gerlach en koop.
Uitgelegde vetertjes, opgevulde regalen, afgietsels van broekriem-gaten, een klemgetrokken doos – het ene werk is nog schattiger dan het andere. Het is een tentoonstelling vol overblijfsels van simpele handelingen, die er enkel op gericht lijken te zijn geweest zichtbaar te maken – lees: uit de hoek te halen, in het volle licht te plaatsen, een leven te gunnen. Het is de schaamte voorbij.
Op een kopse kant aan de muur hangt een compilatie van pagina’s van Warhols boek The Philosophy of Andy Warhol: From A to B and back again. Twee pagina’s beginnen met het woord problem.
‘Problem’ is een hoekwoord in dit boek, liefst twee keer. Wat een pech! Elke schrijver weet dat het een wat zielige positie is, daar linksboven op een pagina. Het omslaan van het papier breekt de zin, verstoort het metrum. Sta je daar ineens als woord, in pauze-stand, tot de bladzijde definitief om is. Terwijl je dacht perfect onderdeel te zijn van een vloeiende syntaxis. ‘Problem’ overkomt het liefst twee keer.
gerlach en koop bieden eerste hulp. De kunstenaars hebben er op een pagina een complexe analyse bij geschreven, een nieuwe context voor ‘problem’, weg uit de hoek. Als troost.
Domeniek Ruyters
is hoofdredacteur van Metropolis M