Laatste dagen: Berlin blues Berlin biennale
Berlijn is een van de weinige biënnales die dient als graadmeter van de actuele kunst. Waar bijvoorbeeld Venetië een hopeloze kermis biedt, volkomen onoverzichtelijk is en verschrikkelijk commercieel, laat Berlijn altijd op verfijnde essayistische wijze zien wat leeft aan het front van de internationale kunst.
Liep de kunstwereld zich twee jaar geleden nog en masse te verlustigen aan het bevallige en kunstige in elegante sculpturen met cryptische inslag (ik herinner me een enorme sculptuur met glinsterende kraaltjes van …. – wie kent haar nog, ik niet meer – in de Neue Nationalgalerie), vandaag de dag staat de politieke werkelijkheid weer hoog op de agenda.
Naar buiten! luidt het motto aan de kunstenaars en ons (het publiek). Of op z’n Duits: ‘Was draussen wartet’.
Ons wacht in Berlijn een wat druilerige dag. Niet in werkelijkheid, bij 35 graden en volop zon, maar in de kunst die er verzameld is. De Berlin Biennale is doortrokken van een Oost-Europees gekleurde blues. Het leven is zwaar, de ellende onmetelijk, het onrecht ligt breeduit op de stoep.
Een oproep tot verzet valt er niet in te herkennen. De talloze demonstraties die worden opgevoerd zien er hulpeloos uit, als een volkomen gepasseerd station. Maar hoe het anders moet, leer je niet in Berlijn. Curator Kathrin Rhomberg zelf heeft volgens mij ook geen idee, en probeert wanhopig lering te trekken uit de negentiende-eeuwse kunst van Adolph Menzel. Alsof die haar de weg gaat wijzen.
Aan het eind van de tentoonstelling, bovenop zolder van een warenhuis in Kreuzberg, zingt een Turkse dame wanhopig Halleluja, Haaaa-Leee-Lu-ja. Alleen god kan ons nog redden, mogen we hopen.
Of toch maar binnen blijven, denk ik dan. Zoals Rhomberg uiteindelijk ook heel erg binnen blijft.
Domeniek Ruyters
is hoofdredacteur van Metropolis M