Chris Evans in Marres Micro-activisme
Chris Evans heeft een geschiedenis in Nederland. Hoewel afkomstig uit Engeland heeft hij zijn belangrijkste tentoonstellingen hier gehad, onder meer bij Casco in Utrecht, en galerie Juliette Jongma en SMBA in Amsterdam. Gedurende een jaargang verzorgde hij illustraties bij columns van Liam Gillick in METROPOLIS M.
Zijn werk, in termen van esthetisch raffinement, is utterly British. Zo ook zijn economisch georiënteerde thematiek, met neomarxistische ondertoon. Bijna raar dat het hier zo veel te zien is geweest. Naar Nederlandse kunstverhoudingen hoort hij hier niet; hij is voor hollanders het prototype van de artistieke Ander. Zie Evans en je ziet kunst zoals je die hier maar weinig ziet: verzorgd, afstandelijk, literair, gelaagd, geestig, politiek beladen. En, mede dankzij deze combinatie, uiterst ongrijpbaar.
Evans’ werk is veelvuldig het resultaat van een onderzoek naar economische verhoudingen in deze wereld. Hij ondervraagt diverse gezagsdragers, ondernemers, managers, captains of industry, over hun publieke functie, hun symbolische rol, waar hij vervolgens als kunstenaar graag een bijdrage aan levert.
Zo ook in Marres, waar Evans de directeur van een champagnehuis een experimenteel marketing-voorstel doet, in de vorm van een ‘logo’, dat wordt gepresenteerd via een brief en een sculptuur die de entree tot de tentoonstelling verzorgen.
De elegante karaf-achtige sculptuur met bloederige details en een prominente ganzenveer, blijkt ingebed in een complexe symbolische orde, waarin het champagnehuis wordt verwikkeld in een historische vergelijking tussen de libertijn Marquis de Sade en de sociale revolutionair Jean Paul Marat. Met de ganzenveer en het bloed als verwijzingen naar Marats tragische dood.
Het contrast tussen individuele vrijheid en collectieve verantwoordelijkheid, zoals in dit werk via de historische referentie aangestipt, dringt door in meer ruimtes van de tentoonstelling. Het is een kwestie die zelfs het hele kunstenaarschap van Evans beheerst. Voortdurend stelt hij zich de vraag hoe de kunstenaar een zinvolle rol kan hebben in de samenleving, wetend dat slechts een enkeling gehoord wordt en er een inkomen aan overhoudt.
Indrukwekkend is de vitrine met een bronzen staf of scepter met aan weerskanten gezichten, die, zo lees ik, gebaseerd is op een schetsje van een filantroop. Maar mijn favoriet in Marres zijn letterlijk golvende tekeningen van stedelijke randgebieden, die zich voordoen als psychedelische ervaringen. De stadsrand on acid. Trippen op de meubelboulevard.
Hoe subtiel en gevoelig zijn werk ook oogt, sentimenteel wordt het nergens. Het is zelfs eigenaardig klinische kunst, berekenend, verzonnen, een constructie, plan, scenario. Alleen met de tekst in de hand valt er lijn in te ontdekken. En toch is alles uiterst bevallig.
Evans is de meest vreemde activistische kunstenaar die ik ken. In Marres bezint hij zich op de uiterste consequenties van zijn praktijk, met onbekende uitkomst. Vermoedelijk is hij alweer verder getrokken, naar een nieuwe uithoek op de wereld, om de plek van de kunst in de samenleving aan de orde te stellen, in gesprek met mensen die er vaak nooit eerder over hebben nagedacht.
Micro-activisme.
Chris Evans, The Cell That Doesn’t believe In The Mind That It’s Part Of, Marres Maastricht
Domeniek Ruyters
is hoofdredacteur van Metropolis M