Hedendaagse kunst in Kazachstan Bericht uit den vreemde
Nationale trots tegenover mogelijk subversieve ideeën. Luuk Heezen peilt de stand van de lokale kunstscene in de voormalige hoofdstad van Kazachstan, Almaty.
Vanaf Amsterdam grofweg acht en een half duizend kilometer naar het zuid-oosten ligt in Centraal-Azië, met als buurlanden Rusland, China, Kirgizië en Oezbekistan, de republiek Kazachstan. Na het uiteenvallen van de Sovjet Unie in 1991 is Kazachstan zelfstandig geworden. Met haar 2,7 miljoen vierkante kilometers is het land het op acht na grootste ter wereld; desondanks telt het maar 15,4 miljoen inwoners. Een krappe meerderheid daarvan is Kazach, een van oorsprong Turks nomadenvolk, de rest van de bevolking is afkomstig uit een van de andere landen die vroeger de Sovjet-Unie vormden. Naast het Kazach is daarom ook Russisch een officiële taal.
Sinds 1991 verandert Kazachstan in rap tempo: het parlement en de president worden door het volk verkozen, men zegt te werken aan verdere democratisering, en hoge inkomsten door export van grondstoffen zorgen voor het geld dat nodig is om door middel van de meest luxueuze projecten en gebouwen welvaart uit te stralen. Ook op cultureel vlak is er een hoop te bouwen. Met name aan de zijde van de ‘oorspronkelijke’ Kazachen heerst er een sterke drang om de eigen identiteit en geschiedenis vorm te geven. Aan dit doel is ook de kunst onderworpen.
In de voormalige hoofdstad Almaty slijten marktkoopmannen in de winkelstraat schilderijen waarop hun nationale trots prijkt: Kazachen in traditionele kledij, jurta’s (met dierenhuiden bekleedde tenten) en heel veel berg- en rivierlandschappen. De doeken vormen uitvergrote souvenirs van het natuurschoon dat de stad omringt, zij het niet bestemd voor toeristen, want die zijn er nauwelijks. De schilderijen worden gemaakt voor de inwoners van de stad en lijken vooral te fungeren als herinnering aan en bevestiging van de eigen geschiedenis, zoals geschilderde VOC-schepen Nederlanders op hun historische wortels wijzen.
En ook in de officiële galerieën grossiert deze kunst, her en der aangevuld met imitaties van portretten in Weense stijl of romantisch stadsgezichten. Een galerie toont, in samenwerking met het ministerie van culturele zaken, in socialistisch realistische stijl hoe de recente geschiedenis vanuit Kazachstaans perspectief is verlopen, compleet met een Elvis-achtige popster van eigen bodem. Niets wijst erop dat de kunstenaar met zijn persoonlijke motieven of interesses aan de slag is gegaan, het zijn de elementen van nationale trots die het beeld bepalen.
Na veel rondvraag blijkt er in de stad slechts één galerie te zijn die zich bezighoudt met vernieuwende, hedendaagse kunst. Op de benedenverdieping van een oude flat uit de Sovjettijd, net achter de grootste winkelstraat, huist galerie Tengri Umai. De naam is afkomstig van twee belangrijke goden uit het pantheon van de nomadische Kazachen, waarbij Tengri staat voor lucht en Umai voor aarde. Ze representeren de hemelse en de aardse component die goede kunst bevat. Directeur Vladimir Filatov gruwelt van de galerieën van zijn ‘collega’s’: ‘Warenhuizen zijn het, waar de kunst verkocht wordt die de lokale machthebbers graag zien: eenvoudig te begrijpen en nationalistisch.’
Voor zijn eigen galerie richt hij zich op experimentele kunst, zowel uit binnen- als buitenland, en in verschillende media. Zijn voorkeur gaat uit naar jonge kunstenaars, omdat zij nieuwe ideeën voortbrengen. Tijdens mijn bezoek is dat een lokale kunstenares genaamd Dinara Akbuzau. Met haar collages wil ze inzichtelijk maken hoe hyperrealistische waanbeelden uit reclames de dagelijkse werkelijkheid meer en meer vervangen. Hierin slaagt ze naar mijn idee niet. De collages zijn eerder abstract dan hyperrealistisch, en eerder kinderlijk naïef dan onthullend. Desondanks is het verfrissend om in de overmaat aan nationalistische natuurtaferelen werk te zien dat wel is ontstaan vanuit een persoonlijke motivatie. Mijn enthousiasme is dan ook vooral principieel.
Ik blijk niet de enige die in principe het bestaan van de galerie waardeert. Filatov legt uit dat het vooral zakenlieden van onafhankelijke bedrijven open staan voor wat hij laat zien. Echter, zodra een bedrijf groeit, gaat de regering zich erin mengen. En de regering ziet liever nationale trots dan afwijkende, of mogelijk subversieve ideeën. Om volledige zeggenschap te houden, houdt Filatov zich daarom verre van ‘steun’ van de overheid. Hij maakt zich daar niet geliefd mee, maar Filatov zet stug door. In 2000 en 2002 organiseerde hij onder andere met steun van de Nederlandse afdeling van het ontwikkelingsfonds Hivos een indrukwekkend internationaal kunstfestival, en eens per twee maanden krijgt een jonge kunstenaar de kans zijn werk te laten zien. Maar Filatov weet dat hij tegen de stroom in roeit. Hij verwacht dan ook niet snel een levendige kunstscene in Almaty aan te treffen: ‘Daarvoor moet onze maatschappij zich eerst meer openstellen voor nieuwe ideeën.’
Galerie Tengri Umai: www.tu.kz
Luuk Heezen