Zesde editie Media City Seoul
De biënnale van Seoul formuleert welbewust de agenda voor het komende decennium. Niet langer is er sprake van een techno-kitsch-achtige aandacht voor gadgets en ultramoderne technieken, zoals ten tijde van de eerdere edities met de veelzeggende titels Lunar Flow (2002), Digital Humo Ludens (2004) en Dual Realities (2006). Neen, thans gaat het door de curatoren (Kim Sunjung, Clara Kim, Nicolaus Schafhausen en Fumihiko Sumimoto) ingezette debat veeleer over het aangaan van betekenisvolle, inter-mediale dwarsverbanden en de wijze waarop het mediumspecifieke vandaag de dag een rol speelt in het construeren van (sociale) werkelijkheden.
Ofschoon haar naam nimmer expliciet genoemd wordt, lijkt het postmediale denken van Rosalind Krauss op de achtergrond een belangrijke rol te spelen. In haar publicatie A Voyage on the Northsea betoogt zij immers dat anno nu het cultuurkritisch vermogen van de kunst gelegen is in een mediumspecifiek verschildenken dat zich radicaal verzet tegen alle mogelijke vormen van eendimensionale communicatie.
Een soortgelijke aandacht wordt door de curatoren middels het concept ‘Trust’ aan de orde gesteld. Dit concept articuleert de wijze waarop medium, identiteit en territorium zich in de huidige, geglobaliseerde wereld tot elkaar verhouden. Ofwel, ‘media as tool for engagement within a shifting terrain where political, national and religious identities are being re-charted’.
Met het werk I hate you Karl Marx van Rainer Ganahl lijkt de toon van deze biënnale gezet. Anno 2045 beschuldigt een Chinees sprekende, Duitse vrouw, het standbeeld van Karl Marx van de teloorgang van de Europese identiteit. Alle facetten van de cultuur en economie blijken inmiddels ingekleurd te worden door de alomtegenwoordigheid van China.
Ook het werk Beijing van Sarah Morris thematiseert de visuele hegemonie van de Chinese iconografie. Een 84 minuten durende film over de Chinese hoofdstad ten tijde van de Olympische spelen onderzoekt het vermogen en de intensiteit van een door turbokapitalisme gedicteerde mediacultuur.
Een mediatisering die zich uiteindelijk altijd laat terugvoeren, zo toont het werk Welcome to Xijing – Xijing Olympics van Xijing Men (een samenwerkingsverband van Chen Shaoxing, Gimhongsok en Tsuyoshi Ozawa) tot de mythisch geconstrueerde oorsprongsgeschiedenis van een territorium.
Het kritisch potentieel van territoriumbewustzijn vormt het uitgangspunt van Chan-Kyong Parks onderzoek naar de geschiedenis van Shindoan. Zes verschillende verhalen maken duidelijk dat van deze religieuze vrijplaats ten tijde van de verschillende repressieve, totaliserende regimes die het Koreaanse schiereiland trachten te domineren (o.a. de Japanse bezetting, de militaire dictatuur) een ideologisch destabiliserende werking uitging.
Ook zijn er werken die de – onmogelijkheid van de – mediatie tot uitgangspunt nemen. Een goed voorbeeld vormt Yangachi’s Bright Dove Hyunsookleave. Een combinatie van een geregistreerde performance en een assemblage van shamanistische voorwerpen lijkt ons de onbereikbaarheid van de wereld die zich schuilhoudt achter de Lacaniaanse spiegel te tonen.
Who am We?: Uniface van Do-Ho Suh richt zich op de wijze waarop de spiegel een rol speelt in de identiteitsconstructie. Het werk toont daartoe in elkaar overlopende afbeeldingen van menselijke gezichten. De vraag dringt zich op: is het menselijk gelaat – met al zijn verschillende uitdrukkingen – nu eigenlijk individueel of generiek? Het artistieke antwoord van Do-Ho Suh lijkt te refereren aan Agamben’s definitie van singulariteit. ‘Its constantly changing liveliness, its vivacity embodies a singularity that is neither an individual manifestation of a general pre-existing facial template nor a universalisation of the unique traits of one specific face’ (The Coming Community, p.19).
Trust is echter meer dan een interessante verzameling van actuele mediakunst. Trust richt zich bovendien op het mediumspecifieke van de tentoonstelling als zodanig. Daartoe ontwikkelden de curatoren een uitdagend displaysysteem dat vanwege onverwachte, inter-mediale interacties tussen fotografische beelden en videowerken (bijvoorbeeld tussen Tobias Zielony en Sung Hwan Kim, of tussen Antonio Caballero en Julika Rudelius) duidelijk maakt dat de kracht van het mediumspecifieke gelegen is in de singulariteit van het artistieke beeld.
Kortom, eindelijk weer eens een biënnale waarin expliciet wordt nagedacht over wat curating als medium met zich meebrengt en wat de mediumspecifieke condities van een tentoonstelling anno nu kunnen betekenen.
Media City Seoul 2010
Seoul International Media Art Biennale
Seoul Museum of Art
7 September – 17 November
Henk Slager