metropolis m

Panel

Op donderdag 24 januari vond in SMBA het debat Am I Black plaats. Een initiatief van kunstenaar en schrijver Charl Landvreugd, dat voortborduurde op Am I Black Enough for You (Rotterdam, 2010). Hoofdthema? Zwarte kunst in een witte kunstwereld.

Is het een last om als kunstenaar gedefinieerd te worden in relatie tot je culturele achtergrond? Moet er (nog) een emancipatiestrijd gevoerd worden voor de erkenning van zwarte kunstenaars? Hoe kan er meer diversiteit komen in de Nederlandse kunstwereld? Dit zijn enkele vragen die aangestipt werden in het debat Am I Black.

Charl Landvreugd
Jelle Bouwhuis
Aspha Bijnaar
Rob Perree

De middag in SMBA werd geopend door gastheer Jelle Bouwhuis. Bij SMBA is hij al enige jaren bezig met Project 1975 over hedendaagse kunst in relatie tot kolonialisme. Zo’n vier jaar geleden merkte Bouwhuis op dat er in Nederland weinig aandacht was voor Afrikaanse kunst, terwijl deze kunst in andere – met name Angelsaksische – landen wel populair was. Zo begon bij SMBA de zoektocht, die de komende jaren voorgezet zal worden in het Stedelijk Museum met het onlangs gepresenteerde Global Collaborations.

Afro-Europese theorie en het discours

In de aankondiging voor het debat werden complexe onderwerpen aangehaald: ‘Is er ruimte in Nederland, en op het Europese vasteland in het algemeen, om lokale etnische issues onderdeel te maken van het lokale kunstdiscours op basis van de issues die uit de zwarte gemeenschap voortkomen? En, op die manier een Afro-Europees denken over kunst tot stand te brengen dat onderdeel kan worden van het kunstbeleid?’

Deze tekst is ongetwijfeld opgesteld door initiatiefnemer Charl Landvreugd, die door Bouwhuis komisch geïntroduceerd werd als zwarte kaaskop. In zijn openingslezing sprak Landvreugd over de traditie van Afro-Amerikaanse theorie en Black British Theory. De Nederlandse kunstwereld blijft naar zijn idee achter op dat gebied.

Aangezien er praktisch geen etnische diversiteit is in de staf van culturele instellingen, zo stelt Landvreugd, is het niet gek dat er geen allochtoon publiek komt (link: www.volkskrant.nl/Museum is bolwerk gebleven ). ‘Allochtonen kunnen zich niet vinden in de programmering.’

Hij vraagt zich af of dit gebrek aan diversiteit niet samenhangt met het feit dat een Afro-Europese discours nog in de kinderschoenen staat. Voor diegenen die niet volledig op de hoogte zijn van de stand van de Amerikaanse, Britse en West-Europese theorie op dit gebied was Landvreugds lezing erg abstract. De kwestie van een Afro-Europees denken bleef dan ook onderbelicht in het debat.

Kwaliteit

De tweede lezing kwam van kunstschrijver Rob Perrée en ging over zijn persoonlijke interesse in zwarte Amerikaanse kunstenaars. Zijn fascinatie begon in de jaren negentig toen hij in aanraking kwam met het werk van destijds onbekende Afro-Amerikaanse kunstenaars. In 1998 maakte Perrée een publicatie en tentoonstelling in De Beyerd en het Frans Halsmuseum over een groep zwarte kunstenaars. Vier van de kunstenaars die hij had geselecteerd trokken zich plots terug; zij weigerden in dit verband tentoongesteld te worden. Perrée erkent dat hij daar toen geïrriteerd over was – het was hem te doen om de kwaliteit van hun werk, niet hun huidskleur – maar dat hij nu nooit meer zo’n expositie zou maken.

Zijn positie maakt hij duidelijk door een citaat aan te halen van de recent aangestelde curator Afrikaanse kunst bij Tate, Elvira Dyangani Ose. Tate is al enige tijd bezig conservatoren aan te stellen met kennis van een geografisch gebied (in tegenstelling tot artistieke discipline). Let wel, zo stelt Dyangani Ose: ‘geographical provenance should not be considered an aesthetic category.’ Het gaat Perrée in de eerste plaats om de kwaliteit van een kunstwerk. Kwaliteit, zo suggereert hij, die losstaat van de etnische achtergrond van de kunstenaar.

Zwart

Tijdens de middag werd al snel duidelijk dat er veel incrowd aanwezig was; kunstenaars en critici die elkaar bij naam kenden en ongetwijfeld aanwezig waren bij het eerdere debat in Rotterdam, dat eveneens geleid werd door Aspha Bijnaar. Het panel bestond uit Remy Jungerman (kunstenaar), Sara Blokland (kunstenaar), Macha Roesink (directeur De Paviljoens) en Annet Zondervan (directeur CBK Zuidoost). Al direct na de voorstelronde van het panel werd de zaal betrokken bij de discussie. Het publiek bleek zeer geëngageerd en vuurde de discussies flink aan. Een nadeel was dat het debat soms chaotisch werd en in cirkels verliep.

De term ‘zwart’ werd continu aangehaald; ‘zwarte kunstenaar’, ‘zwarte kunst’, ‘black aesthetics’ et cetera. Afgezien van Perrée, die Landvreugd herhaaldelijk naar een definitie van deze ‘black aesthetics’ vroeg, leek geen van de aanwezigen zich druk te maken over de terminologie. De boventoon werd gevoerd door de vraag of het al dan niet een probleem is dat je als zwarte kunstenaar als zodanig gelabeld wordt. Sommige kunstenaars konden er niet mee zitten: ‘Mijn achtergrond maakt nu eenmaal deel uit van mijn werk.’

Een ander merkte op: ‘Het probleem is dat als ik bijvoorbeeld alleen maar Delftsblauwe vazen zou maken dat het dan nog steeds gezien wordt als politiek”. Perrée besloot olie op het vuur te gooien door te stellen dat de kunstenaar ook zelf verantwoordelijk is voor het label "zwarte kunstenaar". ‘Je laat mensen ook weten dat je zwart bent. Je huidskleur is niet te zien in het werk zelf.’

Roesink vindt het problematisch dat altijd als een kunstenaar niet blank is er naar zijn etnische achtergrond wordt gevraagd in relatie tot zijn werk. Dat geldt niet alleen voor kunstenaars uit Afrika; Roesink haalt het voorbeeld aan van de Iraanse kunstenares Shirana Shahbazi die zich door 9/11 meer bewust werd gemaakt van haar wortels. Roesink: ‘Het is belangrijk om een debat als dit te voeren, omdat deze kunstenaars door anderen in een cultureel hokje geplaatst worden.’ Jungerman vindt het daarentegen belangrijker dat er nu een grote overzichtstentoonstelling komt van één of meerdere zwarte kunstenaars: ‘Een tentoonstelling is een uitspraak. Je kunt debatteren, maar als je iets wilt veranderen moet je onderbelichte kunstenaars simpelweg laten zien.’

‘Zwarte kunst’ en ‘zwarte issues’ blijken in het debat geen eenduidige, ongecompliceerde termen. Zondervan zet zich bij het CBK Zuidoost in voor een programmering die aansluit bij de leefwereld van de lokale bevolking. Om zwarte issues aan de kaak te stellen is huidskleur niet doorslaggevend: ‘Ook als blanke curator kun je, door je bewust te zijn, zwart programmeren. Diversiteit in je staf is daarbij belangrijk omdat het zorgt voor meer bewustzijn van je eigen normen- en waardenkader.’Landvreugd besluit: ‘Ik richt me specifiek op zwarte issues, omdat ik denk dat je door dit punt te takelen ook andere veranderingen teweegbrengt. Het gaat niet alleen over donkere huidskleur, maar even goed over het zichtbaar maken van andere minderheden in de kunstwereld.’ Voor Blokland is het juist problematisch dat dit debat gevoerd wordt langs lijnen van emancipatie, en niet van beeldende kunst. Er werd in SMBA gesproken over discours, huidskleur, diversiteit in musea, kwaliteit, maar er is geen enkel kunstwerk inhoudelijk besproken. Misschien is het inderdaad tijd voor een grote tentoonstelling van hedendaagse ‘zwarte kunst’ – dan kunnen we zien wat het eigenlijk inhoudt en daarna weer verder praten.


Het debat Am I Black is opgenomen en de videoregistratie zal binnenkort verschijnen op de blog van SMBA’s Project 1975: http://project1975.smba.nl/

Anne Ruygt

is kunsthistoricus en curator

Recente artikelen