Jef Geys Hardcore
800 archiefmappen aan de muren, notities, tekeningen, foto’s: een heel kunstenaarsleven wordt blootgelegd. En toch blijft Jef Geys (°1934, Leopoldsburg) zorgvuldig buiten beeld. Hij mijdt interviews, verschijnt niet op openingen. In S.M.A.K. in Gent is een grote tentoonstelling gewijd aan deze grootheid uit de Belgische kunst.
Jef Geys (°1934, Leopoldsburg) bekleedt een toonaangevende positie in de kunstwereld. Samen met Marcel Broodthaers en Panamarenko wordt hij gerekend tot de belangrijkste Belgische kunstenaars van de twintigste eeuw. Momenteel exposeert hij met veel succes in New York en in het S.M.A.K. in Gent, waar zijn werk de volledige benedenverdieping beslaat. Bij het grote publiek blijft hij echter vrij onbekend.
Hoe komt het dan dat hij niet de naam en faam van een Broodthaers of een Panamarenko heeft verworven? Om te beginnen is hij een minder toegankelijke kunstenaar. Niet dat hij een intellectueel discours volgt. Wel integendeel, hij stelt vragen bij al die moeilijke, gewichte taal die de kunstwereld vaak hanteert. Zo bracht hij bijvoorbeeld met gevoel voor spot in een fijn potlood complexe woorden aan op een pop die aan de ingang van de expo staat opgesteld. Geys is niet het type kunstenaar die alles op een dienblaadje aanreikt. Toelichting bij zijn oeuvre weert hij zoveel mogelijk. Traditioneel voorziet S.M.A.K. bij elke tentoonstelling een muurtekst als korte introductie. Dit keer niet. Ter vervanging stelde de kunstenaar een informatiemuur samen met documenten die deze tentoonstelling op een associatieve manier kaderen.
Ook de bezoekersgids is anders opgevat dan gewoonlijk. Deze biedt achtergrondinformatie, maar vermijdt interpretatie. Er is ook bewust gekozen om geen gidsen rondleidingen te laten geven. Een bezoeker met vragen kan terecht bij de suppoosten. ‘De erfgoedbewakers staan vijf maanden lang dag in dag uit tussen mijn werk. Dit zijn toch de best geplaatste mensen om met de bezoekers in dialoog te gaan’, meent de kunstenaar.
Daarnaast deinst Geys ook terug voor media-aandacht. We zullen hem nooit betrappen op gladde PR-praatjes. Interviews met de pers wuift hij weg. Op vernissages van zijn tentoonstellingen daagt hij niet op. Zelfs toen hij België in 2009 vertegenwoordigde op de Biënnale van Venetië was hij tijdens de opening nergens te bespeuren.
Geys richt zich tot zijn publiek in een eigen, artistieke taal. Eind jaren vijftig begon hij met het verzamelen van gebeurtenissen en ontmoetingen. In ruim vijf decennia tijd verzamelde hij maar liefst 200.000 archiefdocumenten, van correspondenties, notitities, krantenknipsels en pagina’s uit magazines tot foto’s en tekeningen. Allen geplukt uit het alledaagse leven en niet gespeend van humor en ironie. Een selectie van die archiefstukken heeft momenteel een onderkomen in S.M.A.K.. Het grootste deel blijft echter onzichtbaar voor het publiek.
Op de expo is een ellenlange rij archiefmappen stevig omwikkeld in folie en opgesloten in plexiboxen. Niet toevallig kreeg het werk de titel ‘gesloten archief’. Verantwoordelijk curator Paschalidis vertelt: “Ik beschouw dit werk als het kernwerk van de tentoonstelling. Het is de bedoeling dat deze mappen nooit meer geopend worden. Ik vergelijk het graag met een mensenleven dat we nooit ten volle kunnen doorgronden.” Op een klein tafeltje liggen een viertal mappen die de bezoeker wel mag inkijken.
In de centrale ruimte is in 800 plastic insteekhoezen een deel van het archief tegen de muren bevestigd. Het zijn willekeurige fragmenten die de kijker een inzicht geeft in het leven van de kunstenaar, maar evenzeer in zijn kritiek op de maatschappij, de kunstscene en het museum als instituut. Zo was het Geys die in 1971 met het voorstel kwam om het KMSKA op te blazen. Hij reflecteert ook over de betekenis van hedendaagse kunst en grote namen uit de kunstgeschiedenis zoals Cézanne en Mondriaan. Om deze tentoonstelling goed tot je te nemen heb je dan ook tijd nodig, veel tijd!
Zijn onstuitbare drang in het vasthouden van dingen uit zich ook in zijn gewoontes. Zo gaat hij bijna elke morgen in een lokaal café in zijn dorp Balen een koffie drinken. Dit ritueel gaat gepaard met het lezen van enkele kranten. Vervolgens gaat hij de koffieonderleggers beschrijven met krantenkoppen die zijn aandacht trekken, van schijnbare banaliteiten tot ernstige, grote wereldproblemen – vaak geïllustreerd met een tekening. Het valt op hoe hij telkens de bron en de datum vermeldt. Systematisch. Dag na dag. Jaar na jaar. Zodoende vormt er zich een waar logboek van het lezen van de krant. De verschillende onderleggers spelen op elkaar in. De bezoeker begint vaak spontaan verbanden te leggen, waarbij er steeds nieuwe betekenissen komen bloot te liggen.
Sinds 1969 maakt Geys voor elk van zijn tentoonstellingen een Kempens Informatieboek – een democratisch medium dat hij (bijna) gratis weggeeft en waarmee hij over zijn werk communiceert. Het exemplaar dat hij voor S.M.A.K. creëerde bevat alle 80 tentoongestelde koffieonderleggerstekeningen. Hij koos voor een opmerkelijke cover, namelijk een meticuleus uitgetekende plattegrond waarop hij de tentoonstelling volledig heeft uitgetekend. Enkele weken na mijn voorstel voor een tentoonstelling, legde Geys dit plan aan Paschalidis voor. Het zit geniaal in elkaar en is dan ook quasi ongewijzigd overgenomen. De curator: “Van in het begin had de kunstenaar een heel duidelijk idee in zijn hoofd. Hij wist haarscherp hoe hij zijn werk wou tonen. Mijn rol als curator was dan ook minimaal.” Naast de papieren onderleggers kan de bezoeker ook de 800 archiefdocumenten mee naar huis nemen. Deze zijn namelijk verzameld in twee vuistdikke catalogi. Het is Geys’ ambitie om zijn volledige archief in boekvorm te gieten.
In de verschillende museumzalen in de linkervleugel refereert de kunstenaar naar een nooit gerealiseerde solotentoonstelling die hij op uitnodiging van Jan Hoet ontwierp. Als in een sportzaal is er op de vloer kleefband aangebracht. Het visualiseert het grondplan van de ruimte die destijds voor de tentoonstelling was voorzien. Het project werd echter door Hoet afgeblazen, vandaar dat de zalen in deze tentoonstelling ook leeg gebleven zijn.
Een belangrijk onderdeel vormt Geys onderzoek naar de Vlaamse promotionele koepel CAHF (Contemporary Art Heritage Flanders), bestaande uit het Middelheimmuseum en MuHKA (Antwerpen), Mu.ZEE (Oostende) en S.M.A.K. Met zijn werk bevraagt hij de betekenis van deze overheidsopdracht. Heeft dit promotieforum de vier musea werkelijk meer internationale slagkracht? Per museum toont hij een sleutelwerk dat zich in hun collectie bevindt en dat exemplarisch is voor zijn oeuvre. Daarnaast tovert hij de vier aanpalende ruimtes om in een museum. Elk museum kreeg daarbij een eigen kleur: geel voor het Middelheimmuseum, rood voor MuHKA, blauw voor Mu.ZEE en paars voor S.M.A.K., een symboliek waarvan enkel Geys zelf de betekenis kent. Een flatscreen toont websitepagina’s die de huidige tentoonstellingen en activiteiten van het specifieke museum tonen. De tegenoverliggende muur brengt een projectie van afbeeldingen van Geys’ werken. Deze bestaan zowel uit exemplaren van de collectie van het museum als bruiklenen van de Vlaamse Gemeenschap of een privé-eigenaar. Volgens het expoboekje spelen reproducties van eigen kunstwerken een belangrijke rol binnen zijn oeuvre. Ze onttrekken de aandacht van de originele kunstwerken en ontdoen ze van hun aura of uniciteit. Dit idee ligt in de lijn van Geys’ streven om de scheidingslijn tussen de kunstwereld en het dagelijkse leven te doen vervagen.
Geys schittert ook in het brengen van kunst naar de “gewone” mens. Als leraar plastische kunsten aan de Rijsmiddenschool in Balen wist hij bijvoorbeeld de kloof tussen kunst, realiteit en school te overbruggen door originele werken in de klas te plaatsen. In zijn schooltje kregen kunstwerken van grote namen als Lichtenstein, Warhol en Rauschenberg een plaats. In dit educatieve kader bezocht hij met zijn klas ook Marcel Broodthaers bij hem thuis. In die lijn moet je ook zijn kritiek op Jan Hoets Chambres d´Amis zien, dat hij te elitair vond. Zelf zocht hij demonstratief enkele arbeiderswoningen op om zijn werk te tonen.
Je moet al een diehard zijn om uren tussen zijn verzamelde krantenkoppen en correspondenties in S.M.A.K. te vertoeven. Er moeten toch manieren bestaan om zijn archief te tonen die minder intensief zijn en veel leerzamer? Waarom moet het zo veel zijn? Hadden we niet evenveel of zelfs meer lol beleefd als we de zolder van onze grootouders hadden doorgepluisd en hier en daar een grappig kattebelletje of onhandig geschreven liefdesbrief hadden ontdekt? Was dat niet veel meeslepender geweest? Hmm, dan hadden we Geys’ benadering van de hele kunstscene van de voorbije vier decennia, zijn kritische blik, zijn vraagstelling en grumpy ongenoegen gemist. Zijn mélange van high-brow kunst en kitsch, van hoge en lage cultuur. Zijn infiltratie in contexten waar men kunst normaal niet verwacht, zoals op de speelplaats van een school. En dat is zonder meer boeiend, maar een rigoureuzere selectie uit de enorme hoeveelheid archiefmateriaal had ook voor niet-ingewijden een spannender tentoonstelling opgeleverd.
Jef Geys
S.M.A.K. Gent
11.04 – 06.09.2015
Foto’s Dirk Pauwels, courtesy S.M.A.K.
Sofie Crabbé
is kunst- en fotocriticus en curator. Ze werkt daarnaast als artist liaison voor Deweer Gallery.