Hreinn Friðfinnsson Kunstverein Amsterdam
Het is van een overrompelende eenvoud, het geheimenproject van Hreinn Friðfinnsson. Maar het bezit diepe bodems. Het plot omspant meer dan vier decennia en is nu tot ontknoping gebracht in de Amsterdamse Kunstverein.
In 1974 plaatste de kunstenaar zijn eerste advertentie: ‘I COLLECT PERSONAL SECRETS Please send yours to me, I am looking forward to learn them and I will keep them carefully. Hreinn Fridfinnsson Kerkstraat 413 Amsterdam Holland.’
Het handgeschreven berichtje verscheen in Fandangos, de krant/magazine die Raul Marroquin destijds samen met Agora Foundation in Maastricht maakte. Marroquin was in die tijd student op de Jan van Eyck Academie en enthousiast over de vrijheid om op de drukpersen van de opleiding zijn gang te kunnen gaan. De opmaak bestond uit blokken, door bevriende kunstenaars naar eigen inzicht ingevuld. Fandangos was nummer 2, aan het eerste nummer, als Vandangos verschenen, had Hreinn Friðfinnsson een handgeschreven droom bijgedragen. En in het derde nummer dat als Phandangos was gelanceerd, stond opnieuw dezelfde advertentie, ditmaal in drukletters. Marroquin en Friðfinnsson kenden elkaar van het In-Out Center in Amsterdam, een kunstenaarsinitiatief dat werd opgericht door Michel Cardena en van 1972 tot eind 1974 heeft bestaan aan Reguliersgracht 103.
Het collectief bestond uit drie IJslanders, drie Zuid-Amerikanen en drie Nederlanders. IJslandse kunstenaars zijn steevast begiftigd met een poëtische inborst en met gevoel voor subtiel absurdisme. Er is geen kunstenaar zo door en door IJslands als Hreinn Friðfinnsson. Hij evoceert. Hij doet een appel op ieders verbeeldingskracht met vederlichte middelen. Als hij materialen gebruikt dan zijn ze summier, transparant en bescheiden, maar absoluut voorzien van grote evocatieve kracht. Het verzamelen van andermans geheimen had dan ook meer van een denkbeeld dan van een daadwerkelijke actie. Bovendien circuleerde Fandangos slechts in kleine kring.
In 2008 plaatste de kunstenaar nog eens dezelfde advertentie. Ditmaal in Point d’Ironie, het bulletin van Agnès B en Hans Ulrich Obrist. Hij had gelijktijdig met zijn tentoonstelling in de Londense Serpentine Gallery carte blanche gekregen voor nummer 43 en benutte twee bladen voor een oproep in het Frans en een oproep in het Engels. Ditmaal was het adres een postbusnummer in Reykjavik. Op de site van Point d’Ironie licht de kunstenaar toe dat de eerdere advertenties geen enkel resultaat hadden gehad. ‘Het was een vruchteloze onderneming. Toch bleef het werk’, zegt hij, ‘bij sommigen hangen en overleefde als gerucht.’
De voltooiing van het verzamelproject is rigoreus en ronduit destructief. Een zuiver concept vereist nu eenmaal strikte hardvochtigheid
Dankzij de wereldwijde verspreiding van Point d’Ironie bleef resultaat deze keer allerminst uit. De opgestuurde geheimen zaten in enveloppen, pakjes, doosjes en geleidelijk werd het, zoals gewenst, een hele verzameling, bijeengebracht in een doos. Zolang de doos veilig in een bankkluis in Reykjavik stond, werd voldaan aan de belofte van geheimhouding. Maar eens moest deze belofte worden ‘waargemaakt’ en tot een einde gebracht. In de aanloop tot de tentoonstelling in Kunstverein besloot Friðfinnsson de geheimen voor altijd geheim te laten blijven, maar dan getransformeerd tot iets dat een ieder onder ogen kon komen. Daartoe moesten de pakketjes ongeopend door de shredder worden gehaald zodat er een grondstof zou ontstaan waarmee een schilderij kon worden gemaakt. Alles wat hem in vertrouwen was toegestuurd door mensen die iets met de kunstenaar wilden delen, en met hem alleen, zou onherkenbaar in de openbaarheid worden gebracht. Toen hij me bij een bezoek in het voorjaar deze ontknoping onthulde mocht ik er nog niet over praten. Het was nog geheim. De voltooiing van het verzamelproject is rigoreus en ronduit destructief. Een zuiver concept vereist nu eenmaal strikte hardvochtigheid.
Kunstvereincurator Krist Gruijthuijsen bracht de jonge kunstenaar Benjamin Roth (bekend van de Service Garage) in contact met de geheimenbewaarder en samen zochten ze naar de beste manier om het project tot zijn einde te brengen. Roth nam de papierversnipperaar voor zijn rekening en experimenteerde met het binden van de snippers. Hij kon niet meteen beginnen, vertelt hij desgevraagd, er moest eerst nog worden gewacht op geheimen die onderweg waren. Eenmaal aan het werk bleek niet alles probleemloos door de shredder te gaan. Weerstand kwam bijvoorbeeld van CD’s, een schilderijtje, een tijdschrift; soms sprong een sieraad te voorschijn en ook steeg een keer een sterke chocoladelucht op. Onbedoeld werd Roth gewaar dat er vaak veel aandacht was besteed aan de bijdragen, dat er kunstwerken tussen zaten en toch was hij gehouden aan de vernieteging. Met boekbinderslijm wist Roth de massa compact te maken, al is het geen zelfdragend paneel geworden. Dat is maar goed ook voor zoiets fragiels als vermalen confidenties.
In de dikke laag van twee à drie centimeter herken je smalle slierten papier met enkele leesbare woorden of een fragment van een postzegel. Het substraat doet denken aan de zee, die in onsamenhangende brokjes teruggeeft wat hij eens heeft opgeslokt. I collected personal secrets stelt ons in staat om een losgeslagen aanwijziging terug te fantaseren tot zijn oorspronkelijke samenhang. Waarmee het dubbelzijdige ‘schilderij’ een motor is geworden van nieuw verzonnen geheimen. Want er mag van de oorsprong niets over zijn gebleven, in materieel opzicht is er niets verloren gegaan.
Er zijn veel oudere kunstenaars die hun vroegere werken, al dan niet in kratten bewaard, overzien en herordenen. Sef Peeters (ook aanwezig in Fandangos) maakte er in Boijmans Van Beuningen vorig jaar een mooie installatie over. Het gebeurt echter maar zelden dat een werk ontsproten aan jeugdige bravoure na bijna een halve eeuw uitloopt op een object zo doordrenkt van betekenis. Een toonbeeld wordt van onvaste, hernieuwbare betekenis, als in een poëem.
Hreinn Friðfinnsson
‘I collected personal secrets’, (1972–2015)
Kunstverein Amsterdam
12.9 t/m 7.11.2015
Tineke Reijnders