detail Abroath Smokie
Kruipen en bukken, Magali Reus in het Stedelijk
Het meest ontroerende werk van deze tentoonstelling is tegelijk het minst opvallende. Bij binnenkomst is het gemonteerd in de wand, net boven de vloer. Je moet door je knieën om het te kunnen bekijken. Afstand is nemen is in de smalle gang niet mogelijk. Een misser bij het inrichten van de tentoonstelling? Zeker niet. Reus dwingt de bezoeker tot een specifieke ervaring van haar werk, Sycamore, uit 2016. Je moet het durven, hoor: even de stroom van bezoekers ophouden door midden in de gang als het ware langs het werk te kruipen. Maar het gaat Reus niet om de sociale spanning, maar om het kruipen en bukken. Je ervaart het werk zoals je in je woning op de hurken een opbergmeubel in elkaar zet, of in een kruipruimte onder het scheve dak een leiding moet aansluiten.
De esthetische en compositorische vorm die Reus kiest komt voort uit intrinsieke eigenschappen van de materialen waarmee ze werkt. De materialen hebben kwaliteiten die we kennen uit het huishouden: Zelfbouwmeubelen, conserven, elektronische apparaten, verpakkingen. Zorgvuldig en gevoelig zet Reus ze bij elkaar, brengt ze in een constellatie samen. Het contingente voorhanden-zijn van de materialen, het onpersoonlijke van hun massale productie, maar ook het kunstmatige van kunststoffen, metalen en verven, brengt Reus in relatie tot het strikt individuele en zeer persoonlijke van ergens wonen en het persoonlijke construct van de woonplaats. Het gaat haar om het thuiszijn en tegelijk de fundamentele vreemdheid van het ‘er zijn’ en het ‘daar zijn’. Het maakt het bekijken en beleven van haar werk tot een bijzonder ontroerende ervaring. Ik denk dat Reus hier iets laat gebeuren dat de bezoeker naar het onmachtige van het bestaan brengt, dat ons eigenlijk eerder is toegevallen dan dat we het hebben verkozen.
Kleine schilderingen, die doen denken aan snapshots van (Californische?) stedelijke plaatsen in de namiddag, op metalen schakelonderdelen van ophangmechanismen die normaliter aan de achterkant van een lijst te vinden zijn, tonen schaduwen van gebouwen en bomen. Vooral met dit element brengt Reus een expliciete referentie aan tijd en plaats in haar werk, aan dat wat ‘er’ was en (aan) is voorbij gegaan. Plaatsen en tijden die we weer hebben (moeten) verlaten: de achterkant van onze reisverhalen.
Ik denk ook dat het hier gaat om ‘effort’, de menselijke inspanning om iets in elkaar te zetten, ergens te komen, iets van de wereld en het leven te ‘maken’. Vanuit het kunsthistorische perspectief sluit Reus aan bij assemblages en reliëfs, en wellicht, maar dat is meer schijn dan werkelijkheid, bij een formele abstractie, waarbij het onderzoek gaat om de plaatsing van vlakken en lijnen. Voor mij is het sterke van Reus’ werk onder andere dat deze esthetiek juist niet formeel en abstract is, maar eerder toevallig, nee: grillig, en concreet met directe referenties aan de dagelijkse leefwereld. Reus’ abstractie is daarmee eerder figuratief. Dergelijke ambiguïteiten maken haar werk sterk.
Goed, nu moet ik ook iets gaan zeggen over het meest in het oog springende werk van Reus’ eerste museale tentoonstelling. Dat zijn de ‘zadels’ op de scheidingshekken uit maneges. Er worden zes van deze werken getoond. Kris kras door de ruimte staan ze opgesteld.
In Arbroath Smokie, het eerste werk dat je tegenkomt als je de zaal ingaat, is de link met het ‘go west, young man’ meteen expliciet gemaakt. In het skai is een tekening van cowboys en vee gestanst. Het gevulde, synthetische textiel dat onder het opengeritste skai-leer te vinden is kennen we van slaapzakken. In opgestikte, transparante zakjes zien we een opgesneden foto, ‘n snap shot, van reclameborden die doen denken aan Amerikaanse motels en diners aan snelwegen. De hekwerken worden overeind gehouden met voetstukken waarin steeds een stukje hout is gezet met daarin de ‘gebrandmerkte’ initialen van de naam van het betreffende werk. In deze ‘zadelwerken’ brengt Reus nadrukkelijk een narratie in doordat de werken zo overduidelijk refereren aan de ‘ranch’, de manege en wellicht ook de ‘rodeo’. Hiermee schuift de gevoeligheid van Reus’ werk wat mij betreft wellicht iets teveel op naar het meer anekdotische. Haar gevoeligheid en zorgvuldigheid blijven meer op een afstand, maar brengen niettemin nog een glimlach teweeg.
De titel Mustard betekent in slang : ‘to unsettle or disturb cattle.’ Reus vertelde me, toen ik haar naar de titel vroeg, dat ze het woord koos omdat het semantisch wijst op ‘een pittig condiment’, en het woordbeeld tegelijk doet denken aan: Mustang, een verwilderd paard in Noord-Amerika. Daarbij kan de mosterdkleur, aldus Reus, ook een associatie oproepen met de kleur van leer.
Magali Reus, Mustard, Stedelijk Museum Amsterdam, t/m 29.11.2016
Ton Kruse
is beeldend kunstenaar