Dis-moi voir, beeldende kunst en literatuur
Het Frac Nord- Pas de Calais in Duinkerke beschikt over een uitgebreide collectie kunstwerken die in relatie staan tot de literatuur. Catherine Millet, kunstcriticus en hoofdredacteur van Art Press, heeft zich hierdoor laten inspireren bij het maken van de tentoonstelling Dis-moi voir die de relatie tussen literatuur en beeldende kunst onderzoekt in vier delen.
Ten eerste zijn er de kunstenaars die zich ook schrijvend hebben uitgedrukt: Henri Michaux, Günther Brus en Carl Andre. Volgens die laatste hebben woorden een ‘concrete realiteit in zich’ waarmee de kunstenaar wil aangeven dat woorden ook beeldend kunnen zijn. Het werk Window Piece van Robert Barry is hier een mooie illustratie van. Op een van de ramen van het gebouw, met uitzicht op zee, zijn los van elkaar in een vierkante kadervorm woorden als ‘please’, ‘remember’, ‘where’ geplakt die samen korte gedichten kunnen vormen.
Er zijn ook kunstenaars die zich laten inspireren door literatuur. Zo bestaat het werk Singing Posters van Allen Ruppersberg uit deels fonetisch opgeschreven citaten uit het bekende gedicht Howl van Beat poet Allen Ginsberg uit 1956 op honderden kleurrijke affiches. Gilles Barbier heeft zich voor zijn installatie Le Reproducteur laten inspireren door sciencefiction. Een naakt figuur met overgewicht en geamputeerde ledematen zweeft in de lucht, opgehangen en aangesloten op een netwerk van infusen. Om hem heen zweven voedselverpakkingen en onderbroeken. De figuur is teruggebracht tot een laboratoriumobject.
Het derde deel gaat over kunstenaars die de beeldvorming van schrijvers bepalen. Een redelijk vergezocht thema; het zou net zo goed passen binnen het deel van kunstenaars dat zich door de literatuur laat beïnvloeden. Een voorbeeld is het driedimensionale werk van Bernard Rancillac, een gezeefdrukt portret van Allen Ginsberg op twee platen plexiglas die in een kruis zijn geplaatst. Net als bij de Marilyn Monroe van Andy Warhol wordt het bebaarde hoofd van de dichter tot een icoon verheven.
Het laatste thema is dat van kunstenaars die ‘anti-literair’ zijn. Het gaat om kunst die de literatuur afwijst of deconstrueert. Als voorbeeld hiervan wordt het werk Taboo van Maddalena Fragnito de Giorgio getoond; een stapel boeken en ballonnen. Het boek wordt als simpel object gepresenteerd in plaats van als drager van inhoud. Ook de conceptuele en minimalistische werken van On Kawara en Donald Judd worden tot dit deel gerekend. Kunst die voor zichzelf wil spreken, wars is van taal, zo lezen we in het begeleidende essay van Millet.
Het probleem met dit laatste thema is dat het heel breed is. Alle kunst die zich niet bezighoudt met literatuur valt erin te passen. De keuze voor On Kawara en Donald Judd wordt daarmee arbitrair. Daarbij komt dat On Kawara in zijn Date Paintings juist gebruik maakt van taal, van tekens – een datum -, en daarmee juist zichzelf in een geschilderd schrift uitdrukt. Een onhandige keuze.
De relatie tussen de werken van Kawara en Martijn in ’t Veld is misschien de reden geweest voor de opname van het werk in de tentoonstelling. Reading On Kawara van In ’t Veld bestaat uit een fotokopie van een blad met stempels van de dagen waarop de kunstenaar het boek Continuity/Discontinuity van Kawara leende van de bibliotheek in Rotterdam. Het refereert daarmee aan Kawara niet alleen door het lenen van diens boek, maar ook door de datumstempels. Een interessant werk in al zijn eenvoud.
Toch overtuigt de tentoonstelling als geheel niet door de geforceerde vierdeling die niet altijd steek houdt. Millet blijkt zich meer gericht te hebben op de literaire kant (haar essay) dan de beeldende. Daarnaast zijn er belangrijke afwezigen, zoals Marcel Duchamp en Marcel Broodthaers van wie werk in de collectie aanwezig is. Het kunstenaarsboek waarin woord en beeld samengaan ontbreekt in zijn geheel, en de concrete poëzie van vroeger en vandaag. Een gemiste kans met zo’n interessant thema.
Dis-moi voir, FRAC Nord-Pas de Calais, Duinkerken, 24.09 t/m 31.12.2016
Loes van Beuningen
is kunsthistoricus