Erika Hock
Inhabited by objects, een dialoog met het Demonteerbare Huis van Jean Prouvé
Het razendsnel demonteerbare huis werd in 1944 door Jean Prouvé ontworpen met als bedoeling (tijdelijke) huisvesting te bieden aan bewoners van de in de Tweede Wereldoorlog zwaar getroffen regio’s in Frankrijk. Het staat nu centraal in een tentoonstelling in Brussel. Met onder anderen Koenraad Dedobbeleer, Judith Hopf, A Kassen, Alicja Kwade en Timo van Grinsven.
Het CAB art center tracht met een reeks tentoonstellingen een dialoog te voeren met Jean Prouvés demonteerbare huis. Het huis van zes op zes meter staat prominent in de ruimte. Meteen bij het binnentreden van de voormalige opslagplaats (met indrukwekkende Art-Deco stijlkenmerken) positioneert het zichzelf als een focuspunt. Rondom deze kern verzamelen zich ‘objecten’, recente installaties en sculpturen van tien verschillende kunstenaars.
Het demonteerbare huis werd in 1944 door Jean Prouvé ontworpen met als bedoeling huisvesting te bieden aan bewoners van de in de Tweede Wereldoorlog zwaar getroffen regio’s in Frankrijk. Met simpele materialen als hout en gebogen staal werd een kleine en demonteerbare woning gecreëerd die in een tijdspanne van slechts tien uur gemonteerd en bewoonbaar was.
Wanneer ik de tentoonstellingsruimte betreed is het huis het eerste wat mijn blik vangt. Het wordt omringd door objecten; werken die de ruimte ‘bewonen’. De ontmoeting met Prouvés huis verloopt stapsgewijs, werk voor werk. Een eerste werk dat ik tegenkom is Whirling (2016) van Koenraad Dedobbeleer. De sculptuur speelt met wat herkenbaar en onherkenbaar is. Een embrasse (een chique woord voor zo’n touw met kwastjes om gordijnen bijeen te binden) bengelt gewichtloos aan een metalen drager. Het hautaine object lijkt de vorm van een strop aan te nemen. Als toeschouwer kan ik hier geen vat op krijgen, de sculptuur is ontdaan van duidende context en blijft open voor interpretatie.
Verspreid over de ruimte, onder andere rond het werk van Dedobbeleer (en opvallend genoeg ook in de wasbak van het toilet), liggen kleine, feloranje, polyester blokken. Ze hebben iets weg van een verzameling zeepblokken en vormen het werk Zouden Zullen Zijn (2015) van Rosa Sijben. De blokken zijn steeds systematisch in een grid geplaatst en spelen op eenzelfde manier als Whirling in op de context, omgeving en interpretatie van de kijker.
Nog steeds in de ‘inkomhal’ valt het werk van Tony Matelli amper op. Eerlijk gezegd zag ik het pas bij het verlaten van de tentoonstelling. Weeds (2016) is een ongelooflijk realistische bronzen sculptuur. Een plantje lijkt nietsvermoedend uit de vloer te groeien. Broos en onschuldig.
Enkele meters verderop staat het demonteerbare huis. Meteen vraag ik mezelf af of dit huis nog gezien kan worden als huis? Want is het plaatsen door de plaatsing binnen niet nutteloos geworden? Het demonteerbare huis, dat in eerste instantie diende als bescherming en opvang voor oorlogsslachtoffers, is binnen deze muren een interieur geworden. Een huis gereduceerd tot een toonobject, ontdaan van zijn functies. Ook de infrastructuur van het huis is gemodificeerd. De tussenwanden die binnenin drie ruimtes creëerden werden verwijderd, waardoor één relatief grote ruimte ontstaat (die een vertekend en geësthetiseerd beeld geeft van de binnenruimte). Ook enkele stukken van de buitenmuren werden weggehaald waardoor de toeschouwer in en door het huis kan kijken. Deze aanpassingen maken van het huis een vreemd object, waarvan de ramen openstaan, de deur gesloten is, maar de wand er vlak naast verwijderd is.
Het huis is een drager van de tentoonstelling geworden. Binnenin wordt werk van Erika Hock getoond. Elbows and Knees (2015-2016) bestaat uit metalen buisstructuren die doen denken aan functionalistische Bauhaus meubels. Maar, op eenzelfde manier als het huis, zijn de meubels van Hock geen functionele meubels. Het zijn vormen die slechts de suggestie wekken. Op deze manier speelt Elbows and Knees in op het demonteerbare huis en stelt de (dis)functionaliteit van het (kunst)object ter discussie.
Geheel ontdaan van zijn functie is het iconoclastische werk Cobblestone (Atlas) (2016) van het Deense collectief A Kassen. Het werk werd in opdracht van het CAB site-specifiek gerealiseerd. De installatie bestaat uit een hoop stenen, de typische Brusselse kasseien, die iets lijken te verpulveren; brokstukken van een sculptuur van de mythologische figuur Atlas. Eens droeg Atlas het hemelgewelf op zijn schouders, maar nu ligt hij daar, gebroken. Opvallend is dat Atlas’ brokstukken niet kapotgeslagen zijn, maar proper in gladde, haast vierkante, blokken zijn uitgesneden. Een verzorgde en bewuste dissectie van de sculptuur die zou verwijzen naar spolia, de praktijk waarin onderdelen uit historische gebouwen een herbestemming krijgen in nieuwe constructies.
Achter het demonteerbare huis en in groot contrast met de destructieve kasseien bevinden zich enkele werken van Ode de Kort. Het werk Oo (2016) bestaat uit over de ruimte verspreide cirkel- en ovaalvormen gemaakt uit metaaldraad. Weer staat de formele vorm centraal. De werken zijn klein, zeer klein. Ze verspreiden zich in de ruimte als een lieflijk mijnenveld. Ze lijken wel verstopt. ‘Opgelet, werken op de vloer’ staat dan ook duidelijk op de muur te lezen. De statische cirkelvormen doen iets met mij. Het is alsof ik naar een werk van onbeschrijflijke schoonheid kijk, wat een zeer eigenaardig gevoel is wanneer het gaat over kleine zwarte cirkelvormen op de vloer. De objecten ogen lieflijk en fragiel, ze werden door een menselijke hand gevormd uit gemakkelijk modificeerbaar metaaldraad. Maar wat deze vormen zo aandoenlijk maakt is hun kinderlijke onschuld. De werken pretenderen niet meer te zijn dan zichzelf, een simpele uiting van een van de meest complexe vormen.
In de video-installatie Suspension of a Circle (2016) zien we de menselijke hand in actie. Met iets wat lijkt op een dun stokje wordt een elastische en beweegbare cirkel continu hervormd. De schoonheid die het werk Oo bezit maakt hier plaats voor een meer wetenschappelijke benadering van het object, maar is eveneens een Ode aan de cirkel.
Tegenover de video-installatie bevindt zich Erika Hocks Folding Structure (32-M-20) and Folding Structure (32-KM-25) (2012). De twee koperen objecten doen mij denken aan de oefening tot het ontleden van kubus en balk uit mijn kindertijd. Ze lijken op ontplooide driedimensionale vormen, die veel complexer ogen dan een simpele balk of kubus. De vraag is of de vormen überhaupt realistisch zijn. Ook hier speelt Hock weer met de vraag of de objecten al dan functioneel en/of realiseerbaar zijn. Duidelijk is dat deze Folding Structure’s eenzelfde moduleerbaarheid representeren als Jean Prouvés huis. Hervormbaar en demonteerbaar.
INHABITED BY OBJECTS voert een sterke dialoog met het demonteerbare huis. Jean Prouvés huis verliest dan wel een deel van zijn status, maar tegelijkertijd ontplooit het zich tot een nieuw platform dat het (kunst)object bevraagt. De titel van de tentoonstelling suggereert dat de ruimte bewoond is (INHABITED), bewoond door objecten. Er ontstaat een spel tussen interieur en exterieur dat vragen oproept omtrend (dis)functionaliteit, het belang van context en de mogelijkheid tot herbestemming.
INHABITED BY OBJECTS, t/m 28.1.2017, CAB art center, Rue Borrens 32-34, 1050 Brussel(open wo-za) mmv Koenraad Dedobbeleer, ode de Kort, Erika Hock, Judith Hopf, A Kassen, ALicja Kwade, Tony Matelli, Peter Regli, Rosa Sijben, Timo van Grinsven
Axel de Marteau
is kunstenaar