Kathmandu Triënnale: meer humaan dan politiek
Kathmandu, de hoofdstad van het straatarme Nepal dat ingeklemd zit tussen geopolitieke reuzen zoals China en India, is geen evidente plek om een triënnale te organiseren, maar biedt wel het gedroomde inhoudelijke kader. De stad kende de laatste vijftien jaar een verdubbeling qua bevolking, dat niet alleen leidde tot desastreuze gevolgen voor het milieu, met eindeloze files en smog, maar ook tot fricties tussen eeuwenoude tradities en een oprukkende moderniteit. Vandaar dat de curator van dienst, directeur van het S.MA.K., Phillippe Van Cauteren niet op zoek ging naar een zwaar, theoretisch concept, maar resoluut de kaart trok voor de thematiek van de stad: ‘The City/ My Studio, The City/ My Life’
En dat blijkt in het in 2015 nog door een aardbeving getroffen Kathmandu een onuitputtelijke bron van inspiratie. Door heel de stad zie je houten palen die gebouwen onderstutten tegen instortingsgevaar. Het is een visueel element dat drie verschillende kunstenaars op geheel eigen wijze omarmen. Honoré d’O trok in het Nepal Art Council – een van de vier locaties waar de triënnale plaatsvindt – een installatie op rond een houten constructie. Bezoekers worden uitgenodigd om er schuin in te gaan staan en hun handen tegen een houten plaat te drukken, als een soort symbolische ondersteuning van Nepal en de triënnale. Nadien krijg je een officieel certificaat met bijhorende stempel. De certificaten betrekt hij ook in zijn installatie in de vorm van een vlaggenstok, ook gaat hij met stempels de muren te lijf, waarop hij met tape de contouren van een tempel heeft gevormd. Het is een speelse installatie, gerealiseerd met goedkoop materiaal, waar de Gentse kunstenaar door de jaren heen zijn handelsmerk van heeft gemaakt.
In het prachtige Patan Museum, een tempelachtig complex waar de Malla koningen vroeger leefden, presenteert Kunjan Tamang een monochroom zwart schilderij, waar diagonale lijnen, gevormd door nietjes, eveneens verwijzen naar de schuine, houten balken. Meer overtuigend keert het motief terug bij Leyla Aydoslu. Zij vertrok zoals de meeste kunstenaars ‘with empty pockets’ naar Kathmandu om ter plekke nieuw werk te maken. Een benadering die goed past bij haar praktijk. Haar interventie is te zien in het Taragoan Museum, een paviljoen complex in rode baksteen uit de jaren zeventig. Wat verderop in de tuinen van het complex is een ontwerp ondergebracht van een tegen aardbevingen resistente woning van Shiguru Ban. Aydoslu maakt een installatie die het materiaalgebruik van Ban (bakstenen, houten pijlers,…) herneemt. Maar ze palmde ook het gebouw zelf in, waar ze allerlei palen en bakstenen opstelde om het te stutten. In datzelfde Taragoan Museum neemt Henk Visch overigens een hele ruimte in met kinderlijke tekeningen die allerlei seksuele standjes weergeven. Zijn antwoord op de Kamasutra-achtige tafereeltjes die je vaak terugziet in de ontelbare tempels van het land.
Die rijke traditie van erfgoed en vakmanschap, die op vele gebieden wordt bedreigd door een oprukkende globalisering, inspireerde heel wat kunstenaars. Zo maakte Bidhata KC een eigen versie van de traditionele Machhindranath die gebruikt worden tijdens jaarlijkse ceremonies. Ze realiseerde de sculptuur, die zich uitstrekt over drie verdiepingen van het Nepal Art Council, in ware grootte, maar ze voerde het niet uit in het gebruikelijke gevlochten bamboe, maar in metaal en ijzerdraad. Ook Sheelasha Rajbhandari en Sanjeev Maharjan proberen het verleden te bezweren. De eerste verwijst met oude familiefoto’s en miniatuurobjecten naar het afgebroken huis en de vele verhalen van haar grootmoeder in de Kathmandu vallei. Een persoonlijk verhaal dat fungeert als metafoor voor Nepal waar micro en macrogeschiedenis samenkomen. Maharjan gebruikt dan weer zaadjes in zijn werk, een verwijzing – en eerbetoon – aan de landbouwactiviteiten van zijn voorouders, die hun levenswinning door de oprukkende modernisering en bijhorende vervuiling hebben moeten stopzetten.
De Kathmandu Triënnale is eerder humaan dan politiek, ook al zijn er uiteraard politieke werken die onder andere verwijzen naar: het lot van Nepalese immigranten die zich kapot werken in het steenrijke Qatar (in de vorm van een stripverhaal van Mekh Limbu en een installatie met onder andere een werkplunje in een doodskist door Hitman Gurung), de situatie van transgenders in Bangladesh (Mahbubur Rahman), of de opkomst van de hoofddoek in datzelfde land, een import fenomeen uit Arabische landen dat historisch weinig van doen heeft met Bangladesh (Tayeba Begum Lipi).
De Triënnale verbergt zich echter niet achter een vaag theoretisch discours dat zich boven de hoofden van de lokale bevolking afspeelt. Nee, Van Cauteren gaat voor een oprecht engagement dat verdergaat dan de veertien dagen dat de expo loopt (hij bedankte overigens voor een vergoeding). Dit doet de triënnale niet alleen door tijdens het productieproces ‘lokale’ kunstenaars te koppelen met internationale namen – wat leidde tot heuse samenwerkingen – maar ook door zwaar in te zetten op omkadering, workshops en masterclasses.
De Kathmandu Triënnale is dan ook een genereus en zeer humaan project geworden. Die generositeit botst soms weleens met de selectiecriteria – die wat strakker hadden gemogen – het neemt niet weg dat Van Cauteren voor een artistieke schokgolf heeft gezorgd in Kathmandu, die zich hopelijk nog een tijd zal laten voelen.
Sam Steverlynck