“How can they be stopped when daylight never comes?”
Mijn zondagmiddagbezoek aan de tentoonstelling Nacht en Dag, getoond in het Tilburgse’ Park, kan in één woord beschreven worden: beklemmend. Park exposeert een selectie werken uit de nalatenschap van kunstenaar Jaap de Vries (1959-2014), omschreven als ‘de schilder van leven en dood’. In twee ruimtes, die door een hoge wand van elkaar gescheiden worden, word je ondergedompeld in de schaduwenwereld van het menselijke bestaan. De eerste ruimte wekt de impressie van een atelier. De tweede ruimte toont grote, aan de wand gehangen schilderijen. Holle ogen staren je aan.
Park is als kunstenaarsinitiatief ontstaan vanuit de typische Tilburgse makers-mentaliteit. Ondanks de bezuinigingen in de stad heeft men zich telkens weer hard gemaakt voor cultuur, en men zal dit ook blijven doen. Daarom zoekt Park tijdens haar vijf jaarlijkse projecten altijd naar een inhoudelijke koppeling met de stad. Het initiatief heeft tevens de ambitie om discussies over hedendaagse kunstontwikkelingen te stimuleren. Om deze artistieke ontmoeting, verbinding, en inhoudelijke discussie daadwerkelijk te realiseren, nodigt Park zowel regionale als (inter)nationale kunstenaars uit. “Een goede programmering [is] essentieel voor een stedelijke presentatieplek”, aldus organisator Rob Moonen, die in 2013 met zes andere Tilburgse kunstenaars het initiatief oprichtte.[1] Gelegen aan het Wilhelminapark, nabij museum De Pont, is Park een vrijplaats voor experiment en vernieuwing. Dit wordt duidelijk op het moment dat ik de ruimte binnen stap; overladen met werk geeft de atelierpresentatie een indruk van hoe het er aan toe moet zijn gegaan in het atelier van De Vries. De scheiding tussen de atelierpresentatie en de museale presentatie van het werk van De Vries zet ook het tentoonstellen zelf op scherp.
Het oeuvre van Jaap de Vries bestaat uit schilderijen, beelden, films en werken op papier- en offsetplaat, waarvan er veel zijn vertegenwoordigd in deze atelieropstelling. Werken liggen er op de grond, hangen aan de muren, zijn deels achter elkaar verstopt. Je vangt als toeschouwer een impressie van een beeld op, dat wordt onderbroken door het volgende. Enkele werken zijn er zelfs bewust omgekeerd. We kijken naar de achterkant van een lijst, naar het onbeschilderde vlak waarvan we de voorkant nooit zullen zien. Op een van de achterkanten lees ik, “How can they be stopped when daylight never comes?”
De atelieropstelling doet speels en beweeglijk aan, dit in tegenstelling tot het getoonde werk, dat een zekere ernst in zich draagt. Ik kijk naar een video: De Vries in zijn atelier. Hij draagt stevige schoenen en een warme, rode trui. In een gehurkte zit belt hij lachend met de persoon aan de andere kant van de lijn: “Oké, tot snel. Hoi!” Het atelier rondom is overladen met potten verf, met kwasten en tubes, en met papierrafels op de grond. De Vries werkte steevast op die grond, die me doet denken aan een schildersezel zonder schilderij. De grond is als het hout van de ezel, bevlekt met vele verflagen, waarvan het oppervlak niet meer te herleiden is. Die grond is het oppervlak waaruit de mensen, de monsters, de vormen en de gruwelen in het werk van De Vries geboren konden worden.
Het werk van De Vries kan beschreven worden als hard, kwetsbaar en ongemakkelijk. In zowel grauwe als felle kleuren schilderde hij monsterlijke figuren, holle gezichten, scherpe hoorns en de dood. We kijken naar breekbare botten, naar het binnenste van de mens, naar naakte lichamen en naar diep onderdrukte- en seksuele verlangens. Als toeschouwer, staar je het werk met opengesperde ogen aan; je kijkt een opgewekte duisternis in de ogen.
Sommige werken zijn rustig opgezet, andere weer overladen vol, maar allen tonen zij een onbekend gebied dat bij daglicht collectief wordt verdoezeld. “Schilderen is voor mij ruimte scheppen voor de schaduwen in ons”, sprak hij zelf. Wat gebeurt er als we die schaduwen in ons, als onheilspellende verlangens waar we aan toe willen geven, maar wat we op verstandige wijze blijven onderdrukken, tegemoet treden? Verdwalend in onze eigen duisternis, in hartstocht en in liefde? Het atelier van De Vries, als gepresenteerd in Park, toont een overgave aan die vrije wil, daar waar het geoorloofd is om dit ongekende, gewelddadige gebied te betreden. Om het er al schilderend uit te gooien in volle extase. En dit deed hij in de ruimte waar dat letterlijk kon: in zijn eigen atelier, daar op de vloer. Zoals de tentoonstellingstekst, geschreven door kunstcriticus Frits de Coninck, luidt: “In het atelier is de wereld nog open en ligt niks helemaal vast. Wat de kunstenaar maakt, verkeert nog in statu nascendi.”
Wanneer ik de tweede ruimte van Nacht en Dag betreed, ervaar ik een sterk contrast. Ik kijk naar een schilderij van een man. De man heeft zijn gekruiste armen beschermend voor zijn naakte lijf geslagen. I cry after giving head, vertelt het schilderij. Het werk wordt hier getoond volgens de de gebruikelijke museale opstelling, als schilderij geplaatst aan de wand naast circa negen andere, en bevindt zich hier niet meer in de eerdere atelieropstelling, teruggetrokken achter- en tussen de andere werken. Dat wat zich eerder nog intiem en meeslepend aan deed laten voelen, heeft zich hier verheven tot ‘kunstwerk’. De Coninck: “Over kunst had hij het nauwelijks. Hij wantrouwde het begrip. […] het is iets wat in de buitenwereld thuishoort die er, in zijn opvatting, altijd een sluier van onechtheid over legt.” Dit duidelijke contrast in ruimtebeleving draagt sterk en bewust bij aan de ervaring van het ‘tussengebied’, waar je je als toeschouwer in verkeert. Je bevindt je ergens tussen het leven en de kunst. Tussen echtheid en onechtheid, tussen schijn en angst, tussen binnen en buiten, tussen lichtheid en zwaarte, rust en onrust, aantrekking en afstoting, en tussen nacht en dag: als een spiegel van het leven, precies waar De Vries gefascineerd door was.
Op mijn weg naar de uitgang neem ik de trap naar een kleine bovenverdieping, dat uitzicht biedt over de twee centrale expositieruimtes. Er wordt een videowerk van De Vries getoond. De lucht in de video is felblauw, de takken van de bomen pikzwart, het schemert. Een man dwaalt door het bos en er klinkt onheilspellende muziek op de achtergrond. Ondanks dat de man alleen is, enkel omringd door natuur, lijkt hij zich bevrijd te voelen. Tegelijkertijd verkeert hij in een warrige toestand, hevig tastend in het rond. Het beeld beweegt, en alles draait.
We kunnen ervoor kiezen om de confrontatie aan te gaan, een drempel over te stappen, wanneer we onszelf daarvoor openstellen. Maar zijn we ertoe in staat daadwerkelijk voorbij onze eigen angsten te treden, de schaduwenwereld tegemoet? Jaap de Vries leek hiervoor niet te vrezen.
[1] Rob Moonen, Park, 2016
Nacht en Dag, een selectie uit de nalatenschap van Jaap de Vries, 24.09.2017-05.11.2017, Park, Tilburg
Liza Voetman
is schrijver en kunstcriticus