STUDIO PAROLES. Paroles (Songbook), 2018. Paroles, 2018. Paroles (Poster), 2018
Spiraal van feedbacklussen – Saâdane Afif
In het Brusselse Wiels loopt een retrospectief met het werk van de ‘post-conceptuele’ Franse kunstenaar Saâdane Afif. Paroles overziet in een amusant, prikkelend, complex, omvangrijk en ook uitputtend parcours vijftien jaar werk dat bol staat van de verwijzingen naar de moderne en hedendaagse kunstwereld. Het credo “It’s all in the eye of the beholder” herhaalt deze tentoonstelling waarvoor Afif samenwerkte met tal van andere kunstenaars, schrijvers, muzikanten en ambachtslui.
In de tentoonstelling Paroles staat de spanningsboog tussen het kunstwerk, de waarneming en de interpretatie ervan of het commentaar erop centraal. In het merendeel van de meer dan tien installaties zijn dan ook teksten aan de muren toegevoegd die extra lezingen van het werk aanreiken; “feedbacklussen of echokamers”, aldus curator Zoë Gray in de tentoonstellingsbrochure. Het gaat hier meer bepaald om liedjesteksten die andere kunstenaars, muzikanten of denkers schreven op Afifs verzoek als begeleiding, toevoeging, verlengstuk, commentaar en wat dies meer zij.
Die handeling, voor het eerst in 2004 gebruikt door de naar Berlijn uitgeweken Fransman, werd ondertussen zijn beproefde methode. Het is Afifs manier om de context van de werken in het museum te verruimen, voorbij de klassieke zaaltekst of tentoonstellingsbrochure. Afif nodigt niet de minste personen uit. Zo zijn aan de muren van Wiels, alsook in het voor de gelegenheid uitgegeven boek Paroles (Songbook), teksten te lezen van wel honderd uiteenlopende figuren onder wie Lili Reynaud Dewar, Maia Gianakos, Jan Verwoert, Harold Ancart, Dominique Gonzalez-Foerster, Brandon LaBelle, Corinne Desirens, Tacita Dean, Willem de Rooij en Anri Sala.
Nog voor de deur van de tweede verdieping waar Paroles aanvangt, dwarrelen flarden gitaarspel de toeschouwer tegemoet. Die klank komt van Black Chords (2006), een installatie met dertien zwarte elektrische gitaren verbonden aan evenzoveel versterkers. Aangestuurd door een computerprogramma en bespeeld door een mechanisch systeem, spelen ze een partituur die André Cadere (1934-1978) in feite –schreef – ongewild. Terwijl de titel van het werk verwijst naar money chords, de standaardakkoorden die in popmuziek gebruikt worden teneinde een potentiële hit te creëren, koos Afif voor Caderes befaamde Barres de bois rond als partituur. De drie, vier akkoorden die ons tegemoet komen zijn dus geënt op het systeem van sequenties die de overleden kunstenaar voor zijn stoksculpturen bedacht. In dit eerste werk komen de obsessies van Afif samen: populaire cultuur en popmuziek, de erfenis van de avant-garde, de positie van de toeschouwer/waarnemer én de diepere lezing in de vorm van vinylteksten op de muur, in dit geval een ironisch-morbide gedicht door kunstenaar Louis-Philippe Scoufaras.
Een ander aspect waar Afif herhaaldelijk mee werkt is het medium van de poster. In de zalen van Wiels hangen bij zowat driekwart van de installaties ingekaderde affiches die een verdere uitwerking aankondigen of beloven in een of andere performance of presentatie. Voor Paroles tekende de kunstenaar acht nieuwe affiches die reclame maken voor de Studio Paroles: een binnen de tentoonstellingszalen speciaal ingerichte opname- en repetitiestudio volgestouwd met instrumenten. Daar mag je, na inschrijving, de teksten uit Afifs liedjesboek vrij interpreteren en uitvoeren. Het publiek mag toekijken via een raam in de studiokamer.
In het tentoonstellingsparcours slaat Afif ons om de oren met referenties, verdere samenwerkingen en mogelijke lezingen van zijn werk. Al die feedbacklussen en verwijzingen zijn spannend en vaak erg interessant, tenminste voor wie ze lezen kan, en Afif weet echt wel de juiste mensen bereid te vinden tot een bijdrage. En via deze constellatie herhaalt hij wat we in feite maar al te goed weten, maar nog zelden bij stil staan: een kunstwerk bestaat of ontstaat enkel en alleen in het hoofd van de waarnemer.
Point made en point taken, al gaat hij wat mij betreft een beetje te ver: het dreigt soms te berekend te worden, neigt zelfs naar navelstaarderij, is soms té bewust geprogrammeerd en verwijst al te veel naar de normen van de kunstwereld of de tendensen die er in de smaak vallen. Zo verwijst L’humour noir (2010), een in Ghana ontworpen doodskist die op zich een maquette vormt van Renzo Piano’s Centre Pompidou naar Afifs tentoonstelling in dat gebouw nadat hij er de Prix Marcel Duchamp won in 2009. Het concept stamt van een Afrikaans ritueel waarin doden begraven worden in een kist die een belangrijk voorwerp in hun leven verbeeldt, in de brochure lezen we dat als tiener het gebouw van Pompidou een enorme indruk op Afif maakte. De titel van het werk verwijst dan weer naar André Bretons Anthologie de l’humour noir (1940), hetgeen uitgewerkt is in een affiche die een performance aankondigt van Lucie Debaye & Renaud Cagna. Die performance werd ter plekke in Wiels uitgevoerd tijdens de opening 31 januari: gedeclameerde en gezongen teksten – uiteraard andermaal opgenomen aan de muren – die weer doen denken aan grafredes. Als spreekgestoeltes deden afgietsels dienst van de verkeerspaaltjes op het plein voor het Parijse museum. Op het moment dat wij de tentoonstelling bezoeken, verwijst het licht dat over de paaltjes flikkert dan weer naar het ritme waarmee de performers hun teksten declameerden.
En zo gaat Paroles verder: The Fountain Archives (Augmented) (2008-2017) gaat terug naar Duchamps befaamde urinoir en het roemrijke verhaal van R. Mutt en de weigering tot deelname aan de tentoonstelling ter ere van de Society of Independent Artists in 1917. Afif verzamelt sinds tien jaar zowat alle afbeeldingen van deze readymade, scheurt ze uit magazines, catalogi, tentoonstellingsgidsen enzovoort en kadert ze in. Naast The Fountain Archives verzamelt Afif nu ook The Fountain Archives (Augmented). Een Droste-effect: er bestaat ondertussen ook al een flink aantal foto’s waarop zijn eigen collectie van Duchamps urinoir in tentoonstellingen te zien is.
Op de derde verdieping zet de tentoonstelling de solipsistische spiraal verder door. Afif rijgt in het cluster van een dozijn werken Vice de forme brio referenties aaneen, van Man Ray en striptekenaar Jean-Marc Reiser over een terroristische aanval op een kerncentrale tot de cabarettraditie van Berlijn. Dit vat hij in sculpturen, teksten, een aan het plafond bungelend kleed, performance en muziek.
Eén keer neemt hij gas terug. De neonsculptuur More More (2001-2007) is een simplistische weergave van een bloem in een pot. Op de grond ervoor liggen, in drie talen, kopieën van een brief waarin Afifs vader het moment beschrijft waarin hij voor de eerste keer met kunst in aanraking kwam. We lezen dat hij als kind, tijdens een reis naar het Algerijnse platteland initieel de bevolking maar weinig kon appreciëren: “(…) van een Arabisch-zijn dat ik als beschamend ervoer, want het kleefde aan de mensen die ‘inboorlingen’ werden genoemd. En deze plattelands-Arabieren waren nog meer Arabisch dan die in de stad!”. Na een mistroostige periode kwam Afifs vader in aanraking met een oude vrouw. Zij schilderde op een muur in een snelle doch ingetogen haal de bloem in de pot. Ook in dit werk staat opnieuw de waarneming van de toeschouwer centraal, hetzij zonder al die soms protserig aanvoelende verwijzingen. Precies omwille van die directheid piekt hier de tentoonstelling Paroles. Of zoals de brief besluit: “Dat ene gebaar, de grondeloosheid ervan, bracht in mijn ogen al die dorpelingen terug in de schoot van de mensheid. Vechten tegen de heerschappij van het vanzelfsprekende: mijn definitie van wat mens-zijn is, is nog steeds niet veranderd.”
Alle foto’s © Hugard & Vanoverschelde
Saâdane Afif, Paroles, Wiels, Brussel, t/m 22.04.2018