Links Carla Klein, rechts Raphaël Rozendaal
De ‘meest eigentijdse’ schilderijen willen helemaal niet ‘eigentijds’ zijn
In de De Meest Eigentijdse Schilderijen Tentoonstelling in het Dordrechts Museum willen de meeste schilderijen helemaal niet eigentijds zijn.
Snijdende kritiek van Hans den Hartog Jager op De Meest Eigentijdse Schilderijen Tentoonstelling die het Dordrechts Museum heeft georganiseerd: ‘Dit is een tentoonstelling waar helemaal niemand iets mee opschiet’, staat er als conclusie. Hij heeft er in NRC handelsblad krap twee balletjes voor over.
De oorzaak volgens de criticus: muffige selectie, te veel werk, te divers, onduidelijke combinaties.
Helemaal ongelijk heeft Den Hartog Jager niet. Met 28 verschillende kunstenaars die dicht opeengepakt de muren in het museum bevolken, biedt deze tentoonstelling niet echt een prettig ademend geheel. De helft aan deelnemers had ongetwijfeld beter gewerkt.
Tegelijkertijd is veel ook wel weer lekker. Met 28 deelnemers wordt een breed scala aan praktijken geboden, op een schaal die je niet heel vaak in tentoonstellingen ziet.
Vol voelt het vooral doordat de selectie nogal encyclopedisch van aard is. Elke variant heeft een eigen hoekje, alleen de labeltjes ontbreken nog: sjabloon hangt bij sjabloon (Haagmans en Betz), dikke en vette schilderijen bij de dikke en vette schilderijen (Kloosterboer, Beekman, Den Haver), complexe kaders in kaders bij complexe kaders in kaders (Klein, Rozendaal), spiegelend bij spiegelend (Amerlaan, Akkerman), politiek bij politiek (Frieling, Ophuis), et cetera. Wat die indelingen aan inzicht over de schilderkunst bieden, wordt niet helemaal helder, anders dan dat er met een overwegend formele blik is gekeken.
Hoewel, lees ik, de schilderijen in de afgelopen zeven jaar gemaakt zijn, ervaar je het als een historisch overzicht van Nederlandse schilderkunst, dat wat gedateerd overkomt. De ouderen zetten de toon en overvleugelen door hun herkenbaarheid de jongeren die er ook zijn maar die bedoeld of onbedoeld de bijrollen krijgen toebedeeld.
Veel van die oudere schilders van wie ik soms in geen jaren werk had gezien blijken zich niet spectaculair ontwikkeld te hebben. Het werk is er niet beter, slechter of anders op geworden, het is gewoon min of meer wat het altijd al was. Soms is het heel plezierig om het weer eens terug te zien, maar ‘eigentijds’ zou ik het niet noemen, laat staan ‘meest eigentijds’ zoals de titel van de tentoonstelling dicteert. Je vraagt je af waar die kwalificatie volgens de organisatie nu precies voor staat. Is het alleen het feit dat het relatief recent gemaakt is?
Voor een tentoonstelling die vooral de spanbreedte van de hedendaagse schilderkunst wil laten zien, houdt ze zich ‘oneigentijds’ opvallend binnen de lijntjes op. De schilderkunst gedraagt zich keurig museaal, en hangt in rijtjes aan de muur. Alleen Sarah Verbeek mag uitpakken met een spectaculaire muurschildering, die ze van mij nog wel een tijdje in dit museum mogen laten hangen. Het zou goed zijn als ze er, op z’n Gijs Frielings, een keer wat van de oude meesters bovenop hangen, bij wijze van experiment.
In de leuke en zeer onderhoudende catalogus is het een litanie van geklaag over de verloren betekenis en invloed van de schilderkunst. Vooral over de afwezigheid van schilders op de grote internationale tentoonstellingen wordt geklaagd. Heel flauw wordt daarbij ook weer Catherine David van stal gehaald, die toen ze in in 1997 (dat is al twintig jaar geleden!) de documenta had samengesteld beweerde dat ‘schilderkunst op z’n best academisch en op z’n slechtst reactionair is’. Er wordt niet bij gezegd hoeveel schilderkunst sindsdien op grote tentoonstellingen is getoond. Dat was helemaal niet zo weinig als hier gesuggereerd.
Misschien was het beter geweest als de schilders er in hun verhalen bij hadden gezegd dat ze het over hún afwezigheid op deze tentoonstellingen hadden, want mij valt op dat documenta’s en biënnales al meerdere edities best veel schilderkunst laten zien, met als toppunt de laatste documenta. Het is wel een bepaald soort schilderkunst dat daar te zien is, niet modernistisch van aard met name en dus geen schilderkunst waarin het eigen schilderen of de eigen taal en traditie voorop staan. En het is ook nog eens schilderkunst die steeds vaker van niet-westerse makelij is. Maar ze is er wel, veelal gepresenteerd in combinatie met andere kunst.
Het gaat er dus niet om dat schilderkunst in het verdomhoekje zit, het gaat er om dat een bepaald soort schilderkunst haar dominantie kwijt is. En laat de selectie in Dordrecht nu juist door die lijn bestemd worden. Noem het de formeel-autonome lijn, met vertegenwoordigers als Verhoef, Schuil, Kloosterboer, Zandvliet, Tielemans en Rozendaal.
In de catalogus rept de ene na de andere schilder over zijn of haar desinteresse in engagement, omdat dat te ‘tijdgebonden’ is en ‘te anekdotisch’. Vergeten wordt de aanwezigheid van Marlene Dumas in hun midden die een van de grote geëngageerde schilders van deze tijd is. Ik denk dat het tijd wordt dat die geëngageerde lijn in de Nederlandse schilderkunst een keer wat sterker wordt uitgediept in een overzicht als dit. Het Nederlands Paviljoen op de aanstaande Biënnale van Venetië wil iets op dat vlak gaan betekenen, als ik het goed begrepen heb. Ik ben benieuwd.
De Meest Eigentijdse Schilderijen Tentoonstelling, Dordrechts Museum, 1.7.2018 t/m 7.10.2018
Met werk van: Philip Akkerman – Frank Ammerlaan – Tjebbe Beekman – Morgan Betz – Marlene Dumas – Bob Eikelboom – Ricardo van Eyk – Gijs Frieling – Fons Haagmans – RaQuel van Haver – Natasja Kensmil – Carla Klein – Klaas Kloosterboer – Jacco Olivier – Ronald Ophuis – Jan van der Ploeg – Thomas Raat – Michael Raedecker – Rafaël Rozendaal – Han Schuil – Esther Tielemans – Sarah Verbeek – Toon Verhoef – Helen Verhoeven – Emo Verkerk – Willem Weismann – Robert Zandvliet – Ina van Zyl
Domeniek Ruyters
is hoofdredacteur van Metropolis M