Speculatief design Archief, afdeling Toonzaal
Hoe Dutch Design zijn eigen geschiedenis dreigt te vergeten
Je zou denken dat het al lang geregeld is, maar dat is niet zo. Speculatief Design Archief in Het Nieuwe Instituut is een noodoproep tot behoud van belangrijke designarchieven van ontwerpers als Wim Crouwel, Friso Kramer en Kho Liang Ie.
Met alle aandacht voor het tijdelijke tentoonstellingsprogramma dreigt het wel eens vergeten te worden, maar elk museum is in wezen een archief. Het Nieuwe Instituut is zich daar zeer van bewust. Het draagt zijn archief-zijn voortdurend uit in al zijn activiteiten, zo ook de tentoonstellingen die aan zijn archieven zijn gewijd, dan wel aan de omgang met die archieven, de verwerking en duiding ervan. Het is een museum dat zichzelf in die zin graag een spiegel voorhoudt.
Dat gebeurt ook in de huidige tentoonstelling, onder de titel Speculatief Design Archief. Bijna gesloten alweer, maar mocht je nog niet zijn geweest de moeite van een bezoek waard. In deze tentoonstelling staat de vraag centraal naar het, zoals het museum zelf zegt ‘geheugen van het Nederlandse ontwerp. Wie zal wat voor de toekomst gaan bewaren? Waarom en hoe?’
De aanleiding vormt een brief aan de minister en Tweede Kamerleden waarin BNO, Het Nieuwe Instituut, het Wim Crouwel Instituut, Louis Kalff Instituut en enkele andere instellingen hun zorg uitspreken over het gebrek aan een nationaal archief op het gebied van design. Er zijn wel allerlei musea, ontwerpstudio’s, scholen, instellingen, bedrijven en particulieren mee bezig, maar er is geen centraal georganiseerd archief waarin het bronmateriaal van Nederlandse vormgeving een plek heeft en kan worden geraadpleegd. Terwijl dat er wel en al heel lang is voor beeldende kunst (RKD in Den Haag) en de architectuur, waarvan de archieven worden beheerd door Het Nieuwe Instituut zelf. ‘Ons wereldberoemde Dutch Design dreigt een discipline zonder wortels en bronnen te worden’, staat er alarmerend geschreven in de brief. Archieven van ontwerpers als Kho Liang Ie, Wim Crouwel, Gert Dumbar, Karel Martens en Frans Molenaar staan op het spel. Er zelfs al het nodige van hun archieven verloren geraakt.
Het Nieuwe Instituut werpt zich in de tentoonstelling Speculatief Design Archief op als belangenbehartiger. Er is voor de gelegenheid een aantal opmerkelijke archieven bijeen vergaard, in wat zich voordoet als een soort buitenformaat reparatiedoos, zo je wilt juwelenkistje, dat als een flinke kubus in de verder lege grote tentoonstellingsruimte staat. De bezoeker krijgt via een trap van bovenaf toegang tot het archief, om er vervolgens op een handige en buitengewoon informatieve manier door allerlei fases van de archivering van design te trekken. Langzaam daalt hij af, langs opslag, registratie, studiedepot en reconstructie en conservatie, tot aan de toonzaal, helemaal beneden, terug de tentoonstellingsvloer op.
Het is een sympathieke verleidingsact, langs een schat aan materiaal dat de rechtgeaarde verzamelaar steeds hongeriger maakt. Mocht je er niet al van overtuigd zijn dat Nederland een blinde vlek heeft als het gaat om het behoud van belangrijke designgeschiedenis, dan wel na het zien van deze uitstalling. Je passeert gipsmodellen van onder meer Wim Gilles en Helga Jongerius, het omvangrijke videoarchief van V2, tal van tekeningen, notities, en krabbeltjes die voorafgingen aan nu wereldberoemde ontwerpen, houtmodellen van Maria van Kesteren, het fenomenale modefotoarchief van Joke Robaard (dat een mode-RKD op zichzelf is), het archief van het helaas opgeheven designblad Items en prototypes van Pastoe en anderen. Talloze designers, zowel bekend als onbekend, hebben persoonlijke archieven afgestaan. In allerlei kasten staan de dozen opgestapeld.
Gaandeweg wordt duidelijk hoe archiveren een vorm van ontmanteling is. Het object of ontwerp wordt ontdaan van zijn wereldse glamour en gelijkgeschakeld en gerubriceerd als ‘figure’, om het op z’n Broodthaers te zeggen. Je breekt als het ware door het glanzende oppervlak heen, op zoek naar de geschiedenis ervan. In het archief verschijnt het ontwerp niet als een schitterend kleinood maar als onderdeel van een web van probeersels, notities en gedachten, die bij elkaar het ontwerpproces teruggeven aan de tijd. Het ontwerp toont zich niet als een glorieus ego-moment, een eureka, maar als een wordingsgeschiedenis en dus een kluwen van keuzes en toevalligheden die evengoed een andere uitkomst hadden kunnen hebben. Even schudden aan de doos (in dit geval een huizenhoge kubus) en de designgeschiedenis ziet er weer anders uit.
[blockquote]Het is pas via het archief dat design (en kunst) écht geschiedenis wordt en onderdeel van een cultuur, een beweging of ontwikkeling
Het archief bewijst hier zijn functie. Het is pas via het archief dat design (en kunst) écht geschiedenis wordt en onderdeel gaat uitmaken van een cultuur, een beweging of ontwikkeling. En die interpretatie blijkt niet in steen gebeiteld. Wie gelooft na het zien van dit speculatieve designverleden nog in een voltooid verleden tijd (of een eregalerij, zoals de Nederlandse Gouden Eeuw zo graag wordt voorgesteld). Het verleden is een work-in-progress, een werkplaats en fabriek, waar, ook tijdens de duur van deze tentoonstelling, van minuut tot minuut aan wordt gesleuteld en waarvan de waarde steeds opnieuw moet worden bepaald.
Als je dit geschiedenisfabriekje verlaat ben je er ten diepste van overtuigd dat de minister iets te doen staat om erger te voorkomen. Laten we hopen dat ze ergens nog een miljoen vindt om deze archieven en de kennis om ermee om te gaan te behouden. Het Nieuwe Instituut laat alvast zien die taak graag op zich te nemen.
Speculatief Design Archief, Het Nieuwe Instituut, Rotterdam, t/m 10.3.2019
Domeniek Ruyters
is hoofdredacteur van Metropolis M