Décor: A conquest by Marcel Broodthaers (XIXth and XXth Century), 1975, Mixed-media installatie, variabele afmetingen, V-A-C Collection, Foto © M HKA
Schil, schelp of schaal – Marcel Broodthaers in Antwerpen
Het overzicht van het werk van Marcel Broodthaers in het M HKA maakt indruk vanwege de grote hoeveelheid onbekend werk, maar is niet heel eenvoudig te ontsluiten.
Wereldkampioen leven is de noordkromp. De noordkromp (Arctica islandica; veel gebruikt synoniem: Cyprina islandica) is een in zee levend tweekleppig weekdier. Hij houdt het daar goed uit: het record staat op 507 jaar. Maar wat doet hij? Niks eigenlijk. Hij ligt op de zeebodem en groeit heel traag. Zo traag dat hij pas na vijftig jaar wordt opgemerkt door de visserij. Groeien doet zijn levensverwachting slinken. Veel noordkrompen worden opgegeten. Ze verzetten zich dan nauwelijks – ook prima.
De noordkromp doet denken aan zijn Noordzeegenoot de mossel. De gewone mossel (Mytilus edulis) is ook een in zee levend tweekleppig weekdier. Hij kan vierentwintig jaar worden, maar al na twee jaar worden opgegeten. Daarom gaat in België de mossel er met de prijs vandoor, met pannen tegelijk. Zijn schelp is als een eierschaal. Hij beschermt en vormt het leven dat erin gevangen zit, als een mal. Maar hij is – net als de pan waarin hij gekookt wordt – ook nogal verstikkend. Op den duur wil je eruit: vrijheid.
Alhoewel, ook mosselen verzetten zich nauwelijks.
Marcel Broodthaers was een in België levende dichter en kunstenaar, hij stierf in 1976 op zijn verjaardag en werd precies 52 jaar oud. Hij verzette zich wel. Dat is wat het M HKA wil tonen met de retrospectieve tentoonstelling Soleil Politique: het onderbelichte moment dat Broodthaers politiek wordt.
Broodthaers debuteert als journalist in een communistisch blad en is zelfs lid van de communistische partij tot 1951. Dat is alweer even geleden als hij in 1963 zijn eerste stappen als beeldend kunstenaar zet, en vijftig exemplaren van zijn recente dichtbundel Pense-Bête vastgezet in gips exposeert als sculptuur.
In de tentoonstelling is een flinke hoeveelheid werken die hij sindsdien maakte bijeengebracht. Broodthaers tast de structuren die hem omgeven af, en doet dat met allerlei media, een sobere esthetiek en een vocabulaire van planten, friet, baksteen, steenkool, eierschalen en pannen vol mosselschelpen.
Zijn status als pionier van de institutionele kritiek verwierf Broodthaers met zijn Musée d’Art Moderne dat hij in 1968 oprichtte na deelname aan de bezetting van het Paleis voor Schone Kunsten. De bekendste vleugel ervan, Département des Aigles, is gewijd aan de adelaar, een machtssymbool bij uitstek. In het M HKA zijn ervan restanten te zien, niet zozeer de adelaars, maar een paar objecten, foto’s, brieven en officiële documenten.
De titel Soleil Politique verwijst naar een klein educatief kaartje dat ingelijst aan de muur hangt en waarop de zon, de planeten en hun namen staan afgedrukt. In 1972 maskeerde Broodthaers de aarde en schreef ‘Politique’ achter het woord ‘Soleil’. Binnen het zonnestelsel stelt onze planeet weinig voor. De politieke spanningen waarmee op aarde gekampt wordt relativeert hij even verderop in de tentoonstelling opnieuw. Op een wereldkaart bewerkte hij het bovenschrift ‘Carte du monde politique’. Van ‘li’ maakte hij ‘e’, en zo van politiek poëzie.
De verhouding tussen poëzie en macht benadert Broodthaers vooral als een spel met systemen van betekenisgeving. Hij zoekt het punt waarop scheidingen tussen tekst, beelden en objecten in elkaar overvloeien. Hij maakt symbolen, en ontneemt ze van betekenis. Daarbij reageert hij op wie hem voorgingen in dit spel met beeld en taal. Zo gaat hij aan de haal met het gedicht Un coup de dés (1898) van Stéphane Mallarmé, waarvan de regels speels over de bladspiegel zijn verdeeld. Broodthaers’ gedicht wordt zo een beeld van dikke horizontale balken. Het werk Image (1969) is twee keer te zien: op aluminium platen, en als boek waarin halfdoorschijnende pagina’s het beeld verdubbelen. Het boek is uitgegeven door de Antwerpse galerie Wide White Space waar Broodthaers al vroeg exposeerde, en die in de tentoonstelling op verschillende plekken een vertrekpunt vormt.
Het werk in de tentoonstelling laat zich niet makkelijk doorgronden. Helaas biedt de ‘mal’ waarin deze plaatsvindt weinig houvast. Behalve een korte introductietekst ben ik geen plattegrond, zaal- of objectteksten tegengekomen. De brochure gidst je niet door de tentoonstelling, maar vertelt een vrij degelijk chronologisch verhaal dat je beter thuis nog eens naleest. Het museum houdt zo weliswaar de surrealistische trekken in stand, maar maakt het viertalige oeuvre niet toegankelijk.
Daardoor gaat het werk niet echt leven. Ook omdat veel getoonde objecten residuen zijn van projecten die daaruit niet direct zijn op te maken. In de grote zalen verzeilt de kantooresthetiek tot een zee van zwart-wit. In werken en werkjes zwem je door het oeuvre vol objecten, symbolen en referenties. Er valt veel te ontdekken, maar het is aan jou – en de juiste kennis moet je al op zak hebben.
Het meest indrukwekkend is Décor: A Conquest by Marcel Broodthaers (1975), een installatiewerk in bruikleen uit Moskou. In de ronde zaal van de het museum zijn twee omgevingen ingericht waarin veel moois te zien is. Er staat een zomers klaptafeltje met parasol en vier stoelen; het gezelschap lijkt net weggelopen bij hun legpuzzel van de Slag bij Waterloo. De aandacht gaat echter vooral uit naar wat daarachter is opgesteld: zestien machinegeweren en een flink arsenaal aan pistolen.
Tussen de geweren door stap je op een zacht, rood tapijt en kom je een negentiende-eeuws bourgeois interieur binnen. Daar zijn – behalve zilveren kandelaars, bordeauxkleurige stoelen, twee kanonnen en een enorme opgezette slang – een krab en een kreeft te zien die een potje kaarten. De continue verwijzing naar strijd en geweld weet de sfeer overigens niet te bederven. Eerder suggereert de installatie een aangename historische continuïteit waar het spel wordt bepaald door er eentje te spelen.
Dat geldt overigens voor de gehele tentoonstelling. Echt politiek wordt het niet. Wel valt te zien hoe Broodthaers zijn mosselschelp nieuwsgierig aftast waardoor deze langzaam afbrokkelt. Hij ontleedt zijn Belgische identiteit en de daarmee samenhangende bakstenen, steenkool, friet en mosselen: zet de taal op een rij, en haal hem dan door elkaar. Zijn handtekening zet hij obsessief totdat het zijn autoriteit verliest. Ook zijn museum benaderde hij vooral als schil, schaal of schelp. Als je je daarop richt, wordt een weg naar buiten mogelijk. Wie weet wist Broodthaers inderdaad te ontsnappen. Levend bewijs daarvoor heb ik is in Soleil Politique niet gevonden, slechts pannen vol mosselloze stille getuigen. Vanavond friet met mayo.
Marcel Broodthaers, Sans Politique, M HKA, Antwerpen, 4.10.2019 t/m 19.1.2020
Floor van Luijk