Antye Guenther, Institute for Cognitive Prosperity
In het voormalig badhuis in het hart van het monumentale Justus van Effencomplex in Rotterdam is sinds eind juni het tijdelijke hoofdkwartier van het Institute for Cognitive Prosperity gehuisvest. Het is een fictionele denktank ontwikkeld door kunstenaar-onderzoeker Antye Guenther die, zoals de brochure belooft, ‘de menselijke geest wil verheffen voor geavanceerde mentale bloei en universele cognitieve efficiëntie, door bewustzijn te genereren voor de grootse voordelen van hersenverandering aan de hand van stimulerende omgevingen en unieke transformerende ervaringen’.
Stimulerend is de omgeving zeker. De ruimte is gehuld in een zachte lila gloed en doordrongen van een aangename, niet nader te definiëren geur. Op de achtergrond is een subtiel gonzend geluid waar te nemen. Even later leer ik dat het speciale brainwave entrainment frequenties zijn die bedoeld zijn om mijn hersengolven met elkaar te harmoniseren, wat zou resulteren in een verhoogde focus, vergrote creativiteit en meer capaciteit om rationeel te denken. Ook het gekleurde licht en de aromatherapie beloven een vergelijkbaar optimaliserend effect.
Langzaam schemert door dat de utopische pastelesthetiek die het Institute for Cognitive Prosperity kenmerkt een duistere dystopische kern verhult. De uitnodigende en verwelkomende ambiance slaat ineens om in een knagend gevoel van onbehagen. In het videowerk The Upload (2019) bijvoorbeeld is een roterende, kleurgecodeerde MRI-scan van de hersenen te zien. Een kalmerende stem voert de luisteraar mee op een geleide meditatie. De tekst is echter verweven met verwijzingen naar een introspectietechniek die in de jaren vijftig en zestig ontwikkeld werd door de Amerikaanse buitenlandse veiligheidsdiensten om van buitenaf controle uit te kunnen oefenen op de hersenen.
Guenthers instituut speelt in op de individualisering en accelererende arbeidsprocessen die kenmerkend zijn voor ons tijdperk, ook wel het cognitief kapitalisme genoemd, waarin fysieke arbeider grotendeels vervangen wordt door de kenniswerker. Deze ontwikkelingen vallen samen met de opkomst van het plastische brein. Het is een figuratie die op eerste oog perfect lijkt te passen bij het neoliberaal ideaalbeeld van de flexibele werknemers die zich gewillig aanpassen aan de wisselende arbeidsomstandigheden en toenemende werkdruk die hen van buitenaf opgelegd wordt. Zelf-optimalisatietechnieken als mindfulness, brain entrainment en aromatherapie zijn hierbinnen verworden tot noodzakelijke overlevingsmechanismen.
Er is een lichtpuntje aan de horizon. Hoewel het bedrijfsleven het flexibele (lees: beïnvloedbare) aspect van het maakbare brein benadrukt, wijst filosoof Catherine Malabou op het eigen potentieel van de hersenen. Het opent een marge van vrijheid om in te grijpen en onszelf de vraag te stellen: wat te doen met onze hersenen? Hoe willen wij vormgeven aan ons brein?
Ook Guenther kiest niet voor een cynische houding, hetgeen onvermijdelijk leidt tot een dood spoor, maar voor het pad van de ironie en de (zwarte) humor. Dit komt mooi naar voren in het werk Knowledge as a Trophy (2019-2020); een stuk of twintig breinvormige porseleinen vazen die netjes staan opgesteld op een rechthoekig voetstuk met spiegelend bovenoppervlak. Het zijn representaties van Guenthers eigen brein. De vazen zijn gevuld met water – een subtiele knipoog naar de oorspronkelijke functie van het gebouw. Er prijken nauwkeurig gerangschikte bloemwerken in, samengesteld volgens de Japanse bloemschikkunst ikebana. Op de vazen staat in kleine zwarte lettertjes de bestandsnamen van de oorspronkelijke hersenscans genoteerd. De compositie, die het middelpunt van de tentoonstelling vormt, wordt van de rest van de expositieruimte afgeschermd door een gordijn van geperforeerde kunststof stroken die een antibacteriële werking hebben. Het tafereel oogt sereen, al doet het allemaal net iets te geordend aan, met een onheilspellend effect. Het gevoel van onbehagen groeit als duidelijk wordt dat de vazen de restanten uitbeelden van mind uploading (hetgeen Guenther interpreteert als het onttrekken van de informatie die gevangen ligt in onze hersenen en deze over te plaatsen naar een computer): de vaas is een ontheemde schulp zonder ziel.
Eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ik niet zelf tot deze duiding was gekomen. Ik associeer mind uploading niet met extractie, maar met kopiëren. Ik las de breinvazen als displaymodellen van verschillende cognitieve modificaties, een wellicht iets te naïeve interpretatie. Hoewel Guenther multifunctionaliteit en meerduidigheid hoog in het vaandel heeft staan, behoeft de toeschouwer van een verhalende tentoonstelling als deze soms net een klein beetje extra sturing. Het is een delicate balans, vooral gezien het thema van externe beïnvloeding. Sowieso is de tentoonstelling erg cerebraal en veronderstelt zij een ruime theoretische voorkennis. Dit lijkt een vereiste om je vrijheid als bezoeker te waarborgen.
Guenther wijst mij erop dat ‘denktank’ oorspronkelijk slang was voor het brein. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de term gebruikt voor geheime samenkomsten in afgesloten ruimtes. Als je het begrip nu googelt krijg je afbeeldingen te zien van afgebakende ruimtes in bedrijfspanden waarin creatieve breinen kunnen samenkomen om te brainstormen. Deze constructies zijn vaak van glas, waardoor het thema surveillance wederom de hoek om komt kijken. In Guenthers denktank zijn de breinen leeg. Ook problematiseert zij het beeld van de denktank als onafhankelijk orgaan, waarbij het sturende effect van externe geldstromen wordt gemaskeerd. Het spiegelt de hardnekkige metafoor van het brein als impermeabel vat, door Guenther letterlijk uitgebeeld als de breinvaas, waarin kennis en zelfs onze gehele persoonlijkheid opgeslagen zou liggen.
Vanuit een posthumanistisch kader probeert Guenther dit soort essentialistische manieren van denken te doorbreken. Zo doen de breinvazen mede dienst als lamp en als speculatieve wetenschappelijke visualisaties van MRI-data. Tijdens de finissage bouwt Guenther dit idee verder uit in een lezing-performance rondom de presentatie van haar breinsjaal, een geborduurd stuk stof dat niet alleen als modeaccessoire dienst kan doen maar ook als wetenschappelijke publicatie, inclusief ISBN-nummer, en als onderzoeksposter, waarop tijdens symposia wetenschappelijke bevindingen gepresenteerd worden. Er zijn nog tal van andere functies voor de breinsjaal te bedenken. Zo vervaagt Guenther met humor de grenzen tussen verschillende functionele categorieën. Dit activerende element is een welkome toevoeging, aangezien de ruimte tijdens de opening statisch en zielloos aanvoelt (een bewuste keuze waarschijnlijk). Het is aan de bezoekers zelf om binnen de vrijheidsmarge die de tentoonstelling permitteert verbindingen te activeren tussen de ruimte, objecten, lichamen, breinen en hersengebieden.
Antye Guenther
Institute for Cognitive Prosperity
A Tale of a Tub, Rotterdam
27.6 t/m 23.8.2020
Nim Goede
is promovendus bij ASCA (Amsterdam School for Cultural Analysis, UvA)