metropolis m

Museum Abteiberg, Mönchengladbach
08.11.2015 – 14.02.2016

Een eigenzinnige groep menselijke figuren heeft bezit genomen van Museum Abteiberg. In de foyer van het museum hurken, liggen en staan deze kwetsbare wezens te midden van een huiselijke inrichting met vazen, kleischerven, zitmeubelen, speelgoedfiguren en beschilderde papieren op de koude marmeren vloer. De verschillende figuren lijken wanhopig en uitgeput, hun kleding is sober of zelfs versleten. Met hun lange dunne benen lijken ze kwetsbaar, ze lijken geen vaste grond onder hun voeten te hebben. Sommige lichaamsdelen missen, hun geslacht is niet eenduidig. In deze beklemmende opstelling gaan de figuren, kinderen en volwassenen, geen relatie met elkaar aan, niet door hun fysieke nabijheid, niet door hun blikken. Gebogen of in zichzelf gekeerd ontwijken ze elkaar.

De toeschouwer draait op veilige afstand om deze nomaden en hun bezittingen heen, om hun eenvoudige bestaan in de schaduw (het tl-licht boven hen staat uit) te doorgronden. Hun misère lijkt niet tijdelijk maar permanent. Elk kledingstuk, iedere lichaamshouding drukt deze sociale staat, die wordt gekenmerkt door armoede en wanhoop, uit. In de confrontatie met deze tijdloze en ontwortelde figuren wordt de toeschouwer op zichzelf en zijn associaties teruggeworpen. Zelfs de titel biedt geen aanknopingspunt, want Cathy Wilkes (1966, Belfast) stelt de installatie afhankelijk van de tentoonstellingsruimte telkens anders op, waardoor er steeds een nieuw werk ontstaat. De kunstenaar verwijst met bepaalde objecten en figuren naar een stadsdeel van Glasgow waar een pottenbakkerij gevestigd was vanaf de negentiende eeuw tot de sluiting in 1942 (Untitled (Possil, at last)), en naar een voormalig mijnstadje in het Schotse graafschap South Lanarkshire (Untitled (Biggar)). Voor elke tentoonstelling stelt Wilkes de groepen op een andere manier samen waardoor ze telkens nieuw leven voor ze schept.

Het is verbazingwekkend hoe deze installatie in de foyer de rest van het museumbezoek en het aanblik van de vaste collectie bepaalt. Terwijl de indrukwekkende museumarchitectuur van Hans Hollein heel wat te ontdekken geeft, is het oog nu vooral gericht op de grond om verdere sporen van de spoken te zoeken. En inderdaad, Cathy Wilkes heeft meer objecten geplaatst, vaak op lage plateaus. Soms zijn het overblijfselen of herinneringsobjecten, zoals dozen of gevonden voorwerpen, dan weer dingen uit het dagelijks leven of van de werkvloer, zoals een antieke tafel met vazen of zelfs een moderne polijstmachine. Maar net wanneer deze objecten ons doen denken aan een veilige, huiselijke inrichting, worden we opnieuw geconfronteerd met de pure wanhoop door een borduurwerk met de woorden ‘We need Water’.

In de kleinere zalen wint de kunst het van de elders zo nadrukkelijk aanwezige museumarchitectuur. Kleine abstracte schilderijen van Cathy Wilkes hangen geïsoleerd aan de wand. Ze maken deel uit van een ruimtelijke setting met rustende schapen en zwevende houten ramen. Het is een intens netwerk van relaties tussen objecten, beelden, mensen, dieren en ruimtes waarmee Cathy Wilkes ons in haar greep krijgt. Haar installaties zijn fantasiewerelden die door doden en levenden bewoond worden, waarin klei plastic ontmoet, verleden en toekomst vervlechten en dromen werkelijkheid worden. Cathy Wilkes is niet bang om haar binnenste buiten te keren: ‘Ik weet dat het onmogelijk is om objectief te zijn. Door non-objectiviteit komen alle mysteries uit mijn brein mijn werk binnen. Ik denk dat dat een belangrijk onderdeel is van een kunstwerk; niet weten waarom iets exact is zoals het is of waarom het er überhaupt is. Ik wil deze mysteries laten zien op een uitgebreide manier, maar het is niet als een biecht. Ik zie en voel dat mijn werk verlies en triestheid toont en ik weet dat mijn werk uit deze ervaringen voortkomt.’ (Interview met Bart van der Heide, 2011)

Maar hoe om te gaan met de eigen emotie bij het zien van deze grimmige opstellingen? Onwillekeurig roept het werk van Wilkes associaties op met de huidige situatie van Syrische vluchtelingen of met onze eigen hulpeloosheid in het licht van een steeds groter wordende kloof tussen arm en rijk. Cathy Wilkes geeft ons geen simpele uitweg uit dit dilemma, ze vraagt in plaats daarvan een bijzondere vorm van aandacht. Soms roepen de melancholische scenes alleen ons medeleven op en begrip. Andere beelden blijven juist gesloten door hun raadselachtigheid. Gezien de huidige zeer emotioneel geladen debatten over de sociale rampen lijkt dit evenwicht tussen verstand en emotionele verbondenheid alleen maar gerechtvaardigd. Voor de eerste uitgebreide tentoonstelling van Wilkes in Duitsland kon de timing nauwelijks beter worden gekozen.

Uit het Duits vertaald door Loes van Beuningen

Marion Ritter

Recente artikelen