De behoefte aan representativiteit – Over participatieve stadsperformances
Je ziet ze steeds vaker opduiken: grootschalige participatieve performances in semipublieke ruimtes die de demografische diversiteit van de stad proberen te vangen. Ze heten stedelijke ‘zelfportretten’ te zijn, vaak bedacht door een kunstenaar van buitenaf en uitgevoerd door tientallen, soms honderden vooraf geselecteerde locals, die samen de gehele stadsbevolking moeten representeren. Hoe gaan recente projecten van Jeremy Deller (Manchester), Thomas Verstraeten (Antwerpen) en Rimini Protokoll (diverse steden) om met het vervormde spiegelbeeld dat zo’n poging onvermijdelijk oplevert?
Een moeder met haar pasgeboren baby, een Syrische vluchteling, een transgender, een honderdjarige vrouw, een rolstoelgebruiker, een zwarte rechter, een net afgestudeerde dokter, de voormalige burgemeester van de stad hand in hand met zijn vriend. Begeleid door livemuziek schreden zo’n 150 Mancunians begin juli één voor één over een lange, gele catwalk, die anderhalve meter boven het centraal in Manchester gelegen Piccadilly Gardens uitrees. Als volleerde sterren zwaaiden ze naar het verzamelde publiek, dat maar bleef applaudisseren. Waarvoor precies was onduidelijk, want veel meer dan schrijden en zwaaien deden de deelnemers niet. Waarschijnlijk gingen de handen zo gul op elkaar vanwege de microvertellingen die van twee grote LED-schermen af te lezen waren en die in enkele efficiënt sentimentele zinnen de heroïek en tragiek van elk van deze ‘gewone’ mensen opriepen.
Een ideaal openingsevenement, moeten ze hebben gedacht bij het Manchester International Festival. In tijden van populisme kan het extreem laagdrempelige What is the City, but the People? naar idee van Jeremy Deller en onderdeel van het Manchester International Festival (uitvoering 29.6.2017) helpen om wat volksgunst te veroveren voor de kunsten. De lokale pers zorgt gegarandeerd voor publiciteit. En de politieke klasse houdt natuurlijk van artistieke software die de sociale cohesie (lees: de sociale pacificatie) bevordert, na de decennialange afbraak van de publieke hardware. Manchester heeft extra nood aan verbinding in de nasleep van de bomaanslag van afgelopen 22 mei.
Naast pragmatiek schuilt er vaak ook een idealistische politieke agenda achter de behoefte aan representativiteit. Participatieve stadsperformances komen voort uit de overtuiging dat de toekomst aan steden toebehoort. In If Mayors Ruled the World (2013) beweert één van de bekendste vertegenwoordigers van dit discours, de recent overleden politicoloog Benjamin Barber, dat steden het best zijn toegerust om de globaal genetwerkte uitdagingen van de eenentwintigste eeuw te lijf te gaan, onder meer omdat de cohabitatie van verschillende identiteiten meer kansen biedt op een dynamische, veerkrachtige samenleving. Het voorheen statische idee van een nationale gemeenschap werkt daarentegen uitsluitend en verdelend. Als reflecties van maatschappelijke diversiteit maken participatieve stadsperformances dan ook vaak een vuist tegen nationalisme en xenofobie.
Diverse samenlevingen zijn doorgaans ingewikkeld en niet altijd even gemakkelijk leesbaar. Uit sommige stadszelfportretten spreekt dan ook een zoektocht naar stedelijke geletterdheid, een behoefte aan afstand, overzicht en oriëntatie. What is the City, but the People? maakt echter nauwelijks wegwijs in de complexiteit van het hedendaagse Manchester. Uit de optelsom van de losse, heen en weer paraderende individuen doemen niet de samenhangen en verschillen van een specifiek stedelijk landschap op; de geatomiseerde massa op de catwalk toont Manchester als een generieke, min of meer inwisselbare West-Europese stad.
De zogenaamde real people die in de Piccadilly Gardens even in het middelpunt van de belangstelling mochten staan, verschijnen stuk voor stuk als ontmenselijkte parodieën van echte mensen, met hun drieregelige bio’s en clichématige attributen, zoals de bloemen van de bloemenverkoper, de bakkersmuts van de bakker, enzovoort. Het is onbegrijpelijk hoe het idee voor deze openluchtperformance, die zich onbewust en onkritisch verhoudt tot de conventies van oude reality-tv, uit de koker van Jeremy Deller kon komen, de man achter het participatieve meesterwerk The Battle of Orgreave (2001). Maar wat stelde zijn aandeel eigenlijk voor? De credits in de brochure scheppen onduidelijkheid over het auteurschap en dus de artistieke eindverantwoordelijkheid. Officieel werd de festivalopener ‘gecreëerd’ door de inwoners van Manchester ‘naar een idee’ van Jeremy Deller en ‘geregisseerd’ door Graham Massey. Wie selecteerde de deelnemers en op welke gronden? Daarover hangt een flou artistique.
In haar invloedrijke boek Artificial Hells (2012) beweert kunsttheoreticus Claire Bishop dat voor scherpe participatieve kunst een sterke (individuele of collectieve) auteur nodig is, die eigenzinnige keuzes durft te maken. Dat lijkt evident, maar wanneer participatie in het spel is, blijkt esthetiek vaak te worden verward met ethiek: de kunstenaar manoeuvreert zichzelf dan naar de achtergrond vanuit de overtuiging dat de deelnemersgroep voor zichzelf moet kunnen spreken. Bij de creatie van De parade van mannen, vrouwen en diegenen die vanuit de verte op vliegen lijken neemt Thomas Verstraeten wel een duidelijke auteurspositie in. Zijn optocht, op 20 mei voorbijtrok langs een publiekstribune aan de Scheldeoever, telde honderden Antwerpenaren van allerlei slag en stoot, die de kunstenaar onderverdeelde in vijftig categorieën, onder wie politici, supporters van Royal Antwerp FC, bejaarden met een looprekje, op straat spuwende voorbijgangers en moslima’s met hoofddoek.
De deelnemers van deze parade waren geen losse, individuele atomen, maar telkens leden van een bepaalde groep. Samen moesten die vijftig groepen de volledige Antwerpse bevolking vertegenwoordigen. Tijdens een talkshow op de lokale televisiezender verklaarde de kunstenaar: ‘Ik wil proberen om de stad in één beeld, in één menselijke sculptuur te vatten.’ Tegelijk suggereert de titel van zijn werk dat dit eigenlijk een onmogelijke, absurde onderneming is.
De parade is het product van een uiterst subjectief perspectief. De vijftig categorieën van inwoners representeren de stad zoals die zich dag in dag uit aan de kunstenaar – zelf een Antwerpenaar – voordoet. Het gros van de toeschouwers zal de meeste ‘hokjes’ herkennen; sommige zijn omwille van de persoonlijke inslag wat idiosyncratischer. Eigenlijk verwijst de optocht niet naar de voltallige Antwerpse bevolking, maar naar de groepen passanten die deel uitmaken van het Antwerpse straatbeeld, bezien vanuit het oogpunt van de kunstenaar. De parade telde bijvoorbeeld geen architecten, havenarbeiders, Syriëstrijders of zieken.
Vraag is of Verstraeten het subjectieve karakter van zijn selectie wel voldoende in de verf heeft gezet. Of er toch niet de valse indruk van waarheidsgetrouwheid ontstaat. Representaties zijn zelden louter beschrijvend, maar vaak ook generatief. Ze kunnen bestaande normen ondermijnen of bekrachtigen en stuiten om die reden vaak op verzet. In zijn hilarische YouTube-vlog De Drarrie Parade steekt rapper Mike Pro de draak met de categorie die hij als deelnemer van de optocht zelf vertegenwoordigde, in zijn woorden die van de ‘bruin mannen in ne sjieken bak’. Hoewel de keuze om jonge migranten in dure wagens te laten meerijden waarschijnlijk niet gespeend is van enige ironie, bestaat de kans dat de herhaling van dit clichébeeld de vooroordelen die erachter zitten nog maar eens bevestigt.
Met 100%City streeft Rimini Protokoll ten slotte zoveel mogelijk wetenschappelijke precisie en objectiviteit na. Sinds 2008 reist het Duitse theatercollectief de wereld rond met voorstellingen waarin honderd inwoners op een ludieke manier statistische informatie over hun stad uitbeelden. Of ze nu in Athene, São Paulo, Gwangju, Brisbane of één van de vele andere aangedane steden neerstrijkt, het selectieprincipe, het creatieproces, de dramaturgie en de scenografie van de voorstelling blijven steeds min of meer gelijk. Om zo representatief mogelijk te zijn, wordt de cast als volgt samengesteld: een eerste persoon nodigt een tweede uit, die op zijn of haar beurt een derde uitnodigt, et cetera. Hoe verder men opschuift in de ketting, hoe veeleisender de selectiecriteria worden en hoe moeilijker het dus wordt om in iemands uitgebreide kennissenkring een volgende geschikte kandidaat te vinden. Als de stadsbevolking 22 procent zeventigplussers telt, dan bevat de honderdkoppige groep tijdens de voorstelling uiteindelijk idealiter 22 zeventigplussers.
Een voorstelling uit de reeks 100%City geeft steeds een panoramisch, site-specific overzicht van een stad, ver voorbij het straatbeeld. Ze biedt letterlijk een vogelperspectief op het stedelijke landschap: de camera boven het groene, cirkelvormige podium projecteert de demografische verhoudingen live op een groot filmscherm. Continue hergroeperingen maken informatie over leeftijdscategorieën, inkomensklassen, tijdsbestedingen, culturele achtergronden, religieuze overtuigingen en politieke opinies zichtbaar. Het werk zoomt voortdurend in en uit. Korte persoonlijke verhalen en statements dienen om het grotere plaatje af en toe te nuanceren, te illustreren of er vraagtekens bij te zetten. Als toeschouwer probeer je je voortdurend te oriënteren, zeker als de voorstelling je eigen stad onder de loep neemt: waar bevind ik mij in deze sociologische landschappen?
Een gevaar dat bij statistisch of data-driven artistiek werk steeds om de hoek schuilt, is dat het te veel vertrouwt op numerieke, transparante informatie en het narratieve karakter van kennis uit het oog verliest. Rimini Protokoll weet dat gevaar grotendeels te omzeilen door de statistische gegevens van relevante verhalende kanttekeningen te voorzien. Een ander risico blijkt een te groot vertrouwen in de wetenschap, dat niet zelden groter is dan het vertrouwen dat de wetenschap in zichzelf stelt, radicaal zelfkritisch als ze hoort te zijn ten opzichte van haar eigen methodologieën en redeneringen. En in hoeverre staat het (op zich erg waardevolle) educatieve gehalte van een project als 100%City een rijke esthetische ervaring in de weg? Naderhand stel je zonder twijfel vast dat je iets hebt bijgeleerd, nagedacht, dat je je hebt geamuseerd. Maar of je een esthetische ervaring hebt gehad? Dat niet echt.
Daarom wil ik afsluiten met een pleidooi dat grotendeels overeenstemt met dat van Claire Bishop in Artificial Hells, maar dan voor participatieve kunstprojecten met een bijzonder grote, stedelijke schaal. Een pleidooi voor avontuurlijkere, speculatievere, meer ontregelde en ontregelende stadsperformances, voor stedelijke zelfportretten die meer vragen oproepen dan beantwoorden.
Sébastien Hendrickx is winnaar van de basisprijs recensie van de Prijs voor de Jonge Kunstkritiek. Deze schrijfopdracht, toegekend als prijs en vastgesteld in onderling overleg, is mede mogelijk gemaakt door het Mondriaan Fonds.
Sébastien Hendrickx
is dramaturg, schrijver, docent aan KASK/School of Arts in Gent en redacteur van podiumkunsttijdschrift Etcetera