Femke de Vries
Femke de Vries
Dictionary Dressings: Re-reading clothing definitions towards alternative fashion perspectives
Eindhoven: Onomatopee, 2016
ISBN 9789491677601
Hoe verhoudt mode zich tot kleding? In Fashioning Value – Undressing Ornament (Onomatopee, 2015) beschrijft modeonderzoeker en vormgever Femke de Vries de mode-industrie als een systeem van symbolische en geconstrueerde ‘value-ornaments’ dat opereert met behulp van storytelling en marketingstrategieën. Wat blijft over als je kleding ontdoet van die ornamentiek? Volgens De Vries zijn deze ornamenten geen toevoeging, maar dat wat kleding tot mode maakt.
Onlangs verscheen een vervolg op dit onderzoek: Dictionary Dressings. Dit boek onderzoekt alternatieve benaderingen voor de gebruikelijke strategieën met hulp van het Van Dalewoordenboek. Woordenboeken geven definities die voor een breed publiek toegankelijk zijn en zo kernachtig en objectief mogelijk zijn. Gestript van subjectiviteit en symboliek, wat blijft er dan over?
Het boek bestaat uit verschillende visuele en tekstuele bijdragen van kunstenaars, modeontwerpers en -onderzoekers en een archief van beeld en tekst samengesteld door De Vries. Het boek is sober vormgegeven met overwegend zwart-witte rasterafbeeldingen, alsof ook het boek zelf terugdeinst voor de opsmuk van de glossy modewereld. Het geheel leest als een schoolvoorbeeld van wat ‘ontwerpend onderzoek’ wordt genoemd; vanuit gedegen, theoretisch onderzoek toewerken naar een ontwerpbenadering.
Door auteurs als Joke Robaard, Barbara Brownie, Ruby Hoette en De Vries zelf wordt in korte essays gereflecteerd op het verschil tussen kleding en mode, de relatie tussen taal en mode, taalfilosofie en hoe op het oog beperkte woordenboekdefinities houvast kunnen bieden in een ontwerpproces dat ons die typische ‘mode-ornamentiek’ wil afleren.
Dictionary Dressings is schatplichtig aan Roland Barthes’ beroemde Système de la mode (1967) waarin hij de massacultuur en het modesysteem aan een kritische beschouwing onderwerpt en de relatie tussen taal en mode onderzoekt. In de introductie wordt Barthes geciteerd, die de wisselwerking en betekenisvorming van mode door taal uitlegt. In reclame en modetijdschriften wijst taal ons de weg; woorden begeleiden onze blik en interpretatie. Dat wat niet beschreven wordt heeft geen betekenis, terwijl de conventies over wat ‘waardevol’ is bevestigd worden door woorden: ‘[…] the limits of written clothing are no longer material limits, but limits of value: if the magazine tells us that this belt is made of leather, it is because leather has an absolute value (and not its shape for example).’
Modeonderzoeker en criticus Barbara Brownie verwijst naar de zogenaamde ‘linguïstische relativiteitshypothese’ van Sapir-Whorf: ons denken wordt gevormd en beperkt door de taal die we gebruiken om de wereld te beschrijven. Dat geldt ook voor ontwerpers. Wat betekent de beperking van taal voor modevormgeving en hoe kan die beperking omzeild of juist benut worden? Brownie stelt dat het gebruik van niet-specialistische woordenboekdefinities voor kledingstukken modeontwerpers uitdaagt om hun aannames af te leren.
Het archief van bijna driehonderd pagina’s vormt de kern van het onderzoek. Systematisch en op alfabetische volgorde worden verschillende kledingstukken en modeaccessoires beschouwd: van bloes, bustehouder, handtas, jas, kous, kraag tot vest. Elk lemma binnen dit archief begint met een simpele woordenboekdefinitie van een kledingstuk. Zo is ‘jas’ volgens de Van Dale een ‘alleen buitenshuis gedragen kledingstuk’. Met een kinderlijke logica toetst De Vries vervolgens de definitie aan de werkelijkheid zoals weergegeven of beschreven in talloze krantenafbeeldingen en romancitaten. Ze onderzoekt in hoeverre deze definities ‘opgerekt’ kunnen worden. ‘De jurk wordt buitenshuis gedragen. Is de jurk een jas?’
Het woord ‘dragen’, zoals blijkt uit dit voorbeeld, kan in het Nederlands op verschillende manieren geïnterpreteerd worden: als het dragen van kleding, maar ook als oppakken, vasthouden. In de woorden zelf zitten dus meerdere mogelijkheden besloten.
De krantenfoto’s in het archief laten lichamen en kleding van gewone mensen zien; ouderen, kinderen, voetballers, zakenmensen. In beweging, op het werk, aan het demonstreren of op vakantie. De foto’s van alledaagse nieuwsactualiteiten zijn niet georkestreerd voor de catwalk, een fotoshoot of reclame en richten de aandacht op de relatie tussen lichaam en kleding. Het laat de functionaliteit van kleding zien in de praktijk; het leven van het kledingstuk nadat het de hand van de modeontwerper, het model en de showroom verlaten heeft. Als een vorm van visuele antropologie bewijst deze collectie afbeeldingen de veelzijdigheid van gedragen kleding, waarbij stijl, inspiratie en identiteit buiten beschouwing gelaten worden.
De foto’s zijn aangevuld met citaten uit romans van bijvoorbeeld Franz Kafka, John Grisham en Agatha Christie, waarin kleding van personages of interacties met kleding worden beschreven. Uit deze citaten wordt duidelijk hoe personages betekenis geven aan het kledingstuk of hoe de kleding het tegendeel is van een statische woordenboekdefinitie. Waar het kledingstuk in het ene voorbeeld terloops wordt beschreven en als stille getuige fungeert, wordt in een ander citaat duidelijk hoe een kledingstuk als actieve betekenisdrager in het plot meespeelt.
Het archief van De Vries nodigt uit tot reflectie op de relatie tussen taal en mode. Welke informatie wordt door de Van Dale als waardevol beschouwd en welke wordt weggelaten? Het woordenboek geeft beperkte, praktische beschrijvingen die gaan over de functionaliteit van het kledingstuk, de plaatsing op het lichaam en in sommige gevallen over het materiaal, de visuele eigenschappen of op welk moment en op welke locatie het kledingstuk gedragen dient te worden. Deze beperkte definities illustreren de onmogelijkheid van het encyclopedische verzamelverlangen om volledig te zijn, terwijl ze de indruk wekken objectief, neutraal en tijdloos te zijn.
Modeonderzoeker en kunstenaar Joke Robaard belicht in haar bijdrage de ambivalentie tussen de zogenaamd neutrale, bevroren kledingdefinities uit het woordenboek en de meer verzadigde woorden die in de moderetoriek gebruikt worden. Dictionary Dressings is desondanks geen kritiek op die beperkte woordenboekrationaliteit. Robaard noemt de definities zoals voorgesteld door De Vries, de zero condition, het nulpunt. Niet om de waarheid te fixeren, maar als vertrekpunt. Alsof het een voorschrift is: een manier om opnieuw te kijken naar een object waarvan we zo goed denken te weten wat het is. Door de lens van de Van Dale komt de nadruk ineens weer te liggen op de relatie tussen lichaam en het kledingstuk, en het gebruik ervan.
De benadering van De Vries met het archief is al snel duidelijk; daar heb je geen driehonderd pagina’s voor nodig. Toch is de veelheid aan voorbeelden overtuigend en functioneel in de context van dit ontwerpend onderzoek: in het laatste gedeelte van het boek lijken de bijdragen van modeontwerpers zelf voort te bouwen op de eindeloze mogelijkheden van het archief. Ruby Hoette laat met A Conversation Piece zien hoe kledingstukken letterlijk gedeconstrueerd worden. Door de naden van bestaande kledingstukken open te tornen en opnieuw te arrangeren worden de grenzen van de woordenboekdefinitie afgetast: de mouw wordt een sjaal. Ook het werk van Conny Groenewegen, BLESS, Elisa van Joolen en HKU-modestudenten laat zien hoe de woordenboekdefinities ontwerpprocessen kunnen voeden. In dit deel wordt dus duidelijk hoe dit onderzoek ook echt als ontwerpbenadering kan worden ingezet.
Met Dictionary Dressings tast De Vries de grenzen van de betekenisgeving van kleding af, buiten de mode-industrie en zijn sociale, culturele, historische of economische codes om. Door deze benaderingswijze ontstaat een interessante, grappige en nuchtere aanpak. Zoals Brownie constateert: een strategie die ons de culturele bagage van de modewereld afleert.
Rosa te Velde
volgt de Master Design Cultures, Vrije Universiteit, Amsterdam