metropolis m

Former West. Art and the Contemporary after 1989
Maria Hlavajova en Simon Sheikh (red.)
Cambridge MA en Londen: The MIT Press, 2017
ISBN 9780262533836

Tijdens een kort bezoek aan Polen raakte ik toevallig in gesprek met de directeur van Muzeum Sztuki w Łodzi in Łódź. Ongevraagd en met gepaste trots gaf hij mij een korte en bondige samenvatting van zijn aankoopbeleid. Dat betrof werk van kunstenaars wier internationale carrière op het punt van uitbarsten staat. Het gaat meestal om relatief jonge kunstenaars, maar ook de generatie die ‘over het hoofd was gezien’ wilde hij niet uitsluiten. Het bevreemdde mij om een Poolse museumdirecteur de logica van de markt te zien hanteren als een inhoudelijke strategie. Is er dan niets overgebleven van het communistische gelijkwaardigheidsbeginsel, de macht aan het volk, het wantrouwen jegens het kapitalisme en het marktdenken?

Na lezing van het essay van Boris Groys in het boek Former West: Art and the Contemporary After 1989 begrijp ik zijn visie beter. Oost-Europa wil momenteel westerser zijn dan het Westen zelf, betoogt hij. Daarbij past een totale onderwerping aan het neoliberalisme. De publicatie is het slotstuk van het acht jaar durende project Former West van BAK in Utrecht. De titel is geïnspireerd door de Sloveense kunsthistoricus en museumdirecteur Igor Zabel (1958-2005), die zich ergerde aan het achteloze gebruik van de term ‘het voormalige Oosten’, na de val van de Berlijnse Muur. Alsof Oost-Europa geen historische continuïteit zou hebben en het communisme geen legitimiteit. Alleen al door de arrogantie van zo’n begrip ga je je afvragen wat de betekenis van ‘het Westen’ vandaag de dag nog is. Tot de val van het IJzeren Gordijn heerste daar het gemeenschappelijke ideaal van de welvaartstaat, waarbij iedereen profiteerde van de voorspoed en waar kunst en musea, als toonzetters van de vrije expressie, evengoed deel van uitmaakten. Maar dit ideaal is verdrongen door de zogenaamd onzichtbare hand van de markt, zijn ongelijkheid, zelfredzaamheid en eindeloos uitgevente toptienlijstjes.

De bijdragen van redacteurs Maria Hlavajova en Simon Sheikh meegerekend bevat Former West liefst 77 artikelen, inclusief enkele visuele bijdragen van kunstenaars als Marlene Dumas, Nicoline van Harskamp en Mladen Stilinović. De hoeveelheid en dichtheid van het geheel zijn een aanwijzing hoezeer dit onderwerp in een kritiek stadium is gekomen. Althans, onder bepaalde academici. Former West is allesbehalve een lichtzinnige exercitie. Op de luchtige bijdrage van de altijd innemende Groys na, dragen verreweg de meeste artikelen de last van een loodzware agenda die de afbraak van de democratie en de bijbehorende instituties aan de kaak stelt. Daarbij wordt gepoogd de bijbehorende universalistische kennissystemen te deconstrueren. Tot slot beoogt de publicatie ook nog een verkenning te zijn van wat dan wel waardevolle uitgangspunten zijn voor aanvaardbaar samenleven, en wordt er gekeken naar de rol van de kunst bij dat alles.

De redacteurs hebben gepoogd de veelheid aan onderwerpen enigszins te structureren in zeven verschillende secties. Soms is dat handig, bijvoorbeeld wanneer het internet centraal staat, in de sectie ‘Power and Truth (After the Internet)’, maar meestal bieden ze weinig houvast. Bespiegelende academische beschouwingen worden afgewisseld met meer concrete cases van kunstenaars als Hito Steyerl, Laura McLean en Rabih Mroué of curatoren als Marion von Osten en Rasha Salti. Over het algemeen zijn de bijdragen van minder bekende auteurs, zoals Marina Vishmidt, Tung-Hui Hu of Angela Dimitrakaki, spannender dan die van bekende namen als Okwui Enwezor, Walter D. Mignolo of Vijay Prashad, die weinig nieuws toevoegen aan wat we al van ze kennen. Maar ze passen er natuurlijk wel bij. De bundel is niet voor niets opgedragen aan ‘allen die zich committeren aan formering the West’, en geeft daarbij zonder geografisch te rubriceren ruimte aan stemmen uit het Westen, het Oosten, het Noorden en het Zuiden, waarbij de toonzetting steevast die van de kunsttheorie of politieke filosofie is. Het leidt tot een veelsoortige, maar tegelijkertijd ook wat monotone baaierd van inzichten, ideeën, filosofieën en theorieën, die allemaal een beetje op elkaar ingrijpen, maar vooral op zichzelf staan. Ik houd me gemakshalve maar vast aan mijn concrete voorbeeld van de Poolse museumdirecteur om een paar narratieve draden uit dit lijvige naslagwerk van 740 pagina’s te kunnen spinnen.

Zo maakt Former West niet alleen duidelijk waarom de marktperformance van de hedendaagse kunst zo’n indruk maakt op de Poolse museumdirecteur, maar stelt het ook de vraag wat ‘hedendaagse kunst’ vandaag de dag eigenlijk is. De coterie van collectioneurs, financieel speculanten en het legertje ‘bijklussende’ curatoren en adviseurs zegt misschien iets over het speculatieve kapitaal van kunst, maar bar weinig over de gemeenschapswaarde ervan. Erger nog, het conformistische kunstbegrip dat ermee gepaard gaat, vol name branding en verhuld chauvinistisch voetenwerk, lijkt vooral enkel nog interessant voor diegenen die er financieel van profiteren: het adagium anything goes garandeert de avant-garde van het kapitaal. Hedendaagse kunst, filosofeert Suhail Malik, is dan ook historisch verbonden aan de institutionalisering ervan in de jaren zestig en zeventig. Dat gebeurde destijds binnen de heersende ideologische kaders. De dominantie van de hedendaagse kunst na 1989 is een gevolg van haar naadloze inpassing in het neoliberale streven. Waar hedendaagse kunst nog louter draait om bevestiging, speculatie, spektakel en privaat belang, is zij in de kern leeg. Zij heeft geen maatschappelijke trekkracht meer. We moeten, aldus Malik, haar ontdoen van ‘de wil om hedendaags’ te zijn.

Kunst zoals we zien in dat museum in Łódź komt, evenmin als de instellingen die zich op de hedendaagse kunst richten, niet of nauwelijks ter sprake in Former West; hooguit in historische zin, zoals neoliberalen het communisme ook als iets van vroeger beschouwen. Is er überhaupt een toekomst voor publieke instituties zoals kunstinstellingen, vraagt Athena Athanasiou zich af. Ingericht om de samenleving leefbaarder en democratischer te maken, als een oplossing voor maatschappelijk conflict, dragen ze bij aan het creëren van nieuwe ongelijkheden. Tegelijkertijd worden de publieke instituties wegbezuinigd vanuit de zelfredzaamheidsmantra van het neoliberalisme of door de politiek ontdaan van hun als ongewenst beschouwde autonomie. En dat terwijl ze de publieke zaak juist het beste dienen door interne conflicten, onzekerheden en grensverleggingen te omarmen als zijnde de kern van democratie. Zo pleit Athanasiou voor het ideaal van het instituut als ongeconditioneerde ruimte van verzet.

Door zijn constante modus van activistische, door ideologie gedreven wetenschap en bovenal de veelheid ervan, is het voornaamste alternatief dat Former West de lezer te bieden heeft het idee van autonomie, van absolute denkvrijheid. Het kunstobject telt hierin niet meer mee. Het is in dat opzicht consequent dat BAK zelf de transitie heeft gemaakt van presentatie-instelling naar een discursief, semi-academisch platform, waarvan Former West een eerste indringend product is.

Met dank aan Otto van Veen (Nederlands honorair consul in Polen) en LinC

Jelle Bouwhuis

PhD onderzoeker Moderne Kunstmusea, Globalisering en Diversiteit, VU Amsterdam

Recente artikelen