metropolis m

Basma al-Sharif, ‘Trompe l’œil’ (2016). De Appel, Amsterdam (2024).

Bij de Appel hebben harde museumbankjes ruimte gemaakt voor zachte, tweedehands stoelen. Ze staan in sterk contrast met de verhalen die centraal staan in de huidige tentoonstelling. In The Place Where I was Condemned to Live laat Basma al-Sharif zien hoe doordrongen de muren van elk huis zijn met pijnlijke geschiedenissen.

De Appel verhuisde onlangs naar de Tempel in de Amsterdamse Diamantbuurt, de voormalige theosofische tempel, die ook als synagoge, filmhuis en moskee heeft gediend. Die religieuze functie is nog sterk voelbaar in de ruimte: een lange trap leidt me naar de tentoonstellingsruimte, waar ik op een hoge, orgelachtige structuur stuit. Nu is in de Appel het werk van de Palestijnse kunstenaar Basma al-Sharif te zien, waarin de functie van het huis in al haar facetten wordt onderzocht.

In een video dreunt een man nietszeggende plaatsen op in een telefoon: ‘Park lane, The loft, Entrada, Sky capital, La vista city.’ Een vrouw aan de andere kant van de lijn zit in een huiselijke setting en wacht totdat ze iets hoort waar ze enthousiast van wordt. Dan begint ze langzaam te kreunen, alsof de namen van de nieuwbouwwijken haar opgewonden maken. Er volgen beelden van gebouwen, terwijl een voice-over vertelt over alle voordelen van dit nieuwbouwproject: ‘Artificial lakes and fountains overlooking the housing units – networked – view of landmark – a large security crew.’

Het videowerk CAPITAL (2020) onderzoekt de taal van de woningmarkt en manieren waarop politiek en huizen met elkaar verbonden zijn. Al-Sharif liet zich daarbij inspireren door zogenaamde ‘witte telefoonfilms’ die in de jaren dertig en veertig in Italië gemaakt werden om conservatieve ideeën over huis en familie te verspreiden. Nieuwbouw illustreert een verlangen naar een nieuwe wereld, die de architectuur verbindt met een utopisch ideaal. Soms, zoals in de geschetste tijd in Italië, kan zo’n ideaal ook een fascistische kant opslaan.

Later in de film playbackt de vrouw dansend mee met het nummer ‘Le sud’ van de in Italië geboren zanger Nino Ferrer (1934-1998). In dit nummer wordt verteld over het verlangen om naar het Zuiden te gaan. De tekst lijkt onschuldig, maar al-Sharif gebruikt dit nummer om de romantisering van het Mondiale Zuiden mee aan te kaarten. De interesse in het Zuiden gaat namelijk niet om een daadwerkelijke interesse en aandacht voor de cultuur, geschiedenis en trauma’s, maar vooral om de drang naar een rustig en onbezorgd leven in de zon, zo stelt al-Sharif. De kolonialistische tendens die daarin vervat is, wordt genegeerd. Aan het einde van het nummer laat de zanger zijn droom varen. Hij wil weer terugverhuizen naar de ‘echte wereld’. De film verbindt verschillende politieke dimensies van huiselijkheid met elkaar, maar neemt daarmee soms iets te veel hooi op zijn vork. De thema’s krijgen zo namelijk niet allemaal de verdieping die zij verdienen, waardoor de herkenbaarheid en banaliteit van huiselijkheid gedeeltelijk uit het oog verloren wordt.

In de tentoonstelling bij de Appel zijn om de films heen met gevonden meubels installaties gebouwd. Zachte fauteuils nemen de plaats in van harde museumbankjes. In het werk Trompe l’oeil (2016) zoekt al-Sharif juist de grenzen van comfort en huiselijkheid op. Hier krijgen het politieke en het alledaagse beide de ruimte. Ik neem plaats en kijk naar een video, waarin beelden elkaar in rap tempo afwisselen. Een ui wordt in blokjes gesneden en in boter gebakken, water kookt in een ketel, een baby huilt op de achtergrond, iemand zit op de wc. De beelden zijn simpel en herkenbaar, maar doordat ze elkaar snel afwisselen en er constant een hard achtergrondgeluid aanwezig is, raak ik gedesoriënteerd. Het huis is voor velen een plek van veiligheid, maar al-Sharif toont de keerzijde. De rust kan omslaan in chaos, die voor een ongemakkelijke onrust kan zorgen.

Achter de stoelen staan twee muren waar een grote print van een huiskamer is aangebracht, waardoor je zelf als het ware in dit huiselijke decor lijkt te stappen. Op een van de muren zijn drie zwart-witfoto’s te zien. Het zijn drie stills uit de Hollywood-klassieker Lawrence of Arabia (1962), waarin Arabieren te zien zijn die tijdens de Arabische Opstand door andere Arabieren tot slaaf gemaakt zijn. Door deze beelden te reproduceren bevraagt al-Sharif hoe stereotypes keer op keer herhaald worden en zo hun eigen bestaan bevestigen. Achter de muren hangen meerdere archiefbeelden in zwarte lijsten. Er hangen foto’s van landschappen, duizendpoten, kaarten en bladmuziek tussen. Ik herken een van de drie foto’s uit Lawrence of Arabia: een meisje op een paard staart strak voor zich uit. Achter haar strekt een berglandschap zich uit. Ook in het videowerk dat onderdeel is van de installatie herken ik de foto’s. Door de beelden te herhalen, wordt de huiselijke installatie nog onheilspellender, alsof we niet helemaal doorhebben wat er aan de hand is.

Het huis is voor velen een plek van veiligheid, maar al-Sharif toont de keerzijde. De rust kan omslaan in chaos, die voor een ongemakkelijke onrust kan zorgen.

De spoken uit het verleden krijgen ook een stem in het werk A Philistine (2019-2023). Op een ronde houten tafel liggen meerdere boekjes. Ik pak er één en neem plaats op een van de Ottomaanse divans die om de tafel heen staan. In het boekje wordt vanuit verschillende karakters een treinreis beschreven. Deze treinroute bestaat echter niet meer sinds de oprichting van Israël. De tekst is voorzien van erotische illustraties, passend bij de erotische passages die ook in de tekst staan. Net zoals in CAPITAL (2020), waarin al-Sharif een utopisch architectonisch streven een seksuele ondertoon geeft, wordt in A Philistine (2019-2023) verlangen op verschillende manieren opgevat. Het is een verlangen naar het verleden, toen er nog een vrij toegankelijke treinverbinding tussen Haifa, Jerusalem, Hebron en Gaza bestond. Het is als een verlangen naar seks zonder taboes. En een verlangen naar een toekomst voor Palestina. Al deze werken voelen door de huidige destructie in Palestina des te urgenter, maar doen ook realiseren dat dit geweld al sinds de oprichting van de staat Israël aan de gang is.

Al-Sharif zoekt in al haar werken de balans op tussen schijnbaar lichtvoetige huiselijkheid en zware politieke verhalen. In de film Ouroboros (2017) slaagt ze daar het beste in. Ideeën en beelden krijgen in het kunstwerk de tijd om te landen, hoe intens en overweldigend ze soms zijn. De film onderzoekt dood en tijd op een cyclische in plaats van lineaire manier. Het kunstwerk kent vier tijdzones; dawn, noon, dusk en night, die elkaar afwisselen. Als eb en vloed golven de beelden en het geluid over me heen. We volgen een vrouw die achteruit door een huis loopt. De geluiden maken duidelijk dat deze scène wordt teruggespoeld, wat een even absurd als dystopisch effect heeft.

Die balans raakt elders in de expositie menigmaal zoek. Te veel verhalen vermengen zich met elkaar, waardoor mijn aandacht versnipperd raakt. Terwijl het juist aandacht is waar het werk om vraagt: Al-Sharif laat zien dat elke foto, elke gevonden stoel, elke ui die je bakt een enorme geschiedenis met zich meedraagt. Als een bespookt huis, waar geesten uit het verleden nog steeds ronddwalen.

De solotentoonstelling The Place Where I was Condemned to Live van Basma al-Sharif is nog t/m 8 september te bezoek bij de Appel, Amsterdam

Stella Kummer

is webredacteur bij Metropolis M, schrijver en eindredacteur bij tijdschrift Simulacrum

Gerelateerd

Raul Balai & Ehsan Fardjadniya, Edgelanders: Amsterdam on Trial / Part III: The Witnesses, Foto: C. Reyes.

Recente artikelen