metropolis m

Nicole Eisenman
Al-ugh-ories
New Museum New York
05.04 t/m 26.06.2016

Al een tijdje ligt het er vingerdik op dat de menselijke figuur als onderwerp in de kunst weer helemaal terug is van weggeweest. Vorig jaar kopte de New York Times The Triumphant Return of Figurative Art naar aanleiding van de opvallende aanwezigheid van figuratieve kunst op de Frieze Art Fair. Ook de vele figuren in de tentoonstelling Greater New York in MoMA PS1 bleven niet onopgemerkt. Waar curatoren en critici deze ontwikkeling geregeld toedichten aan een collectief ongenoegen met een inhumaan economisch systeem dat de rol van de mens in toenemende mate uitwist, zijn er kunstenaars die – los van trends en tendensen – al veel langer het menselijk subject op de voorgrond plaatsen, zo ook de Franse kunstenaar Nicole Eisenman. Zij woont en werkt al meer dan twintig jaar in New York.

Al-ugh-ories is de naam van Eisenmans eerste grote retrospectieve in het New Museum in New York. In samenspraak met curator Massimiliano Gioni, koos de kunstenaar voor een titel die de verzuchtingen van het alledaagse leven oproept, maar wel gekoppeld is aan het gevoel voor humor dat ook in haar allegorische fantasiewerelden schuilt. De solotentoonstelling mag dan wel komen op een moment dat er hernieuwde belangstelling uitgaat naar de figuratieve schilderkunst, Eisenmans onderwerpen kaarten problemen aan die tijd en ruimte overstijgen: de uitsluiting en onderdrukking van individuen. Niet toevallig reikte de MacArthur Foundation onlangs een prijs aan haar uit, omwille van haar artistieke eigenzinnigheid en volharding. Ondanks de sterke aanwezigheid van abstracte kunst in de twintigste eeuw herstelde Eisenman het culturele belang van het verbeelden van de menselijke vorm in al zijn complexiteit, zo stelt de foundation. Dat doet Eisenman inderdaad in een eclectische stijl van autobiografische verwijzingen en visuele namedropping. Haar veelkleurige werk bevat talloze kunsthistorische referenties, van Francisco de Goya en Paul Cézanne tot aan Pablo Picasso en Edvard Munch, waarbij Eisenman hun stempel gelijkschakelt met de inspiratie ingegeven door de banale gebeurtenissen van alledag.

In de verschillende zalen van het museum zien we 25 werken, waaronder 32 schilderijen en drie sculpturen. De grootte en stijl van de schilderijen lopen uiteen, net als de onderwerpen, die variëren van gender en seksualiteit tot de dysfunctionele dynamieken van het gezin. In The Triumph of Poverty (2009), een werk dat inspeelt op de financiële crisis van 2008 en verwijst naar het verdwenen zestiende-eeuwse schilderij van Hans Holbein, schuifelt een stoet van grimmige personages door een desolaat landschap. In het midden wandelt een man met hoed en zijn broek op de enkels, waaruit we zijn ‘ass-backwardness’ kunnen afleiden. Het is duidelijk dat Eisenmans kunst een wereld laat zien gedomineerd door een blank, patriarchaal waardesysteem, maar hier en daar toont ze ook momenten die uit het eigen leven gegrepen zijn. Een kleiner doek, It is so (2014) verbeeldt een lesbisch koppel dat orale seks heeft, met aan het hoofdeinde een opgekrulde poes. Ook de geschilderde weergave van dit soort activiteiten krijgt een plaats in het museum. In Biergarten (2007) drinken mensen bier in een gezellig verlicht openluchtcafé – het zou wel in Brooklyn kunnen zijn – maar de scène is verre van sociaal. Elk figuur kijkt een andere richting op. Niemand maakt oogcontact, iedereen is in zichzelf gekeerd.

Op het eerste gezicht oogt Eisenmans expressionisme een tikkeltje anachronistisch, maar wie langer kijkt, merkt hoe de allegorieën de zeitgeist van New York treffend vangen. Je kunt de schilderijen lezen als narratieve taferelen uit Eisenmans eigen leefwereld vervlochten met politieke commentaren op actuele ontwikkelingen. In een stad van schrijnende ongelijkheden, waar economische groei steeds vaker bij de rijkste één percent terechtkomt en waar zwarte gemeenschappen nog steeds hevig onder vuur liggen, is het tonen en becommentariëren van die uitsluiting, stigmatisering en onderdrukking belangrijker dan ooit. Het maakt onmiskenbaar iets bij de kijker los. Anderzijds is het werk erg persoonlijk. We zien veel zelfportretten en afbeeldingen van bevriende kunstenaars. Eisenman maakt namelijk al jaren deel uit van de ‘queer community’ in New York waartoe ook kunstenaars als A.L. Steiner, Ulrike Mülller en Amy Sillman behoren. Hoewel Eisenmans werk steeds in dialoog gaat met de tijdsgeest en haar directe omgeving, onderscheidt haar werk zich door het tijdloze karakter. Eisenman toont als geen ander de gelaagdheid van groepsdynamieken en sociale relaties, maar niet zonder een sterk gevoel van zelfrelativering. Hierdoor slaagt ze erin geregeld een glimlach op het gezicht van de bezoeker te toveren.

Laura Herman

is criticus en curator

Recente artikelen