metropolis m

Op haar zeventiende werd mijn vriendin gediagnosticeerd met botkanker. Mensen in onze omgeving beweerden dat het ‘beter’ was dat dit nou juist haar was overkomen en niet een ander, vanwege haar ‘zonnige kijk op het leven’. Als iemand dit te boven zou komen was zij het wel. Het probleem met deze redenering, legt Olivia Laing uit, is dat wanneer het hoofd de mythische kracht wordt toegekend om het lichaam te genezen het impliciet ook het tegenovergestelde kan doen. Zo wordt de schuld van een bepaald ziekteverloop gelegd bij de persoon die het doormaakt. In het geval van genezing wordt het lichaam door de geest beloond, maar bij een andere afloop ontstaat de aanname dat er een foute manier is om te zijn, zowel in lichaam als in geest.

Mijn vriendin overleefde haar ziekte. Als adolescent had ze een lichaam, een bezit waar ze het overgrote deel van de tijd geen erg in had. De zegening van jeugd is dat je een zwevend hoofd bent dat zich moet inspannen om fysiek iets te voelen. Nu is ze een lichaam omdat dat lichaam zich tijdens en na haar ziekte kenbaar heeft gemaakt. In haar boek Everybody vertrekt Laing vanuit beide standpunten, een lichaam hebben en er eentje zijn. Het eerste veronderstelt dat het lichaam buiten de persoon om functioneert en uiteindelijk ook onafhankelijk daarvan sterft. De tweede onderkent de interrelatie van lichaam en geest met de buitenwereld, die beide voortduwt. In acht hoofdstukken onderzoekt Laing of een lichaam zich werkelijk bevrijd kan voelen van het politieke systeem dat het regeert en de maatschappelijke verwachtingen die het onderdrukt – letterlijk verlost van fixatie maar ook in metaforische zin ontdaan van een aangewezen geslacht.

De rode draad in Laings betoog is het gedachtegoed van Wilhelm Reich (1897-1957). In aanloop naar de Tweede Wereldoorlog vluchtte psychoanalyticus Wilhelm Reich vanuit Wenen naar Scandinavië om in 1939 in New York neer te strijken. Het aanschouwen van de opkomst van het fascisme in Europa had hem verzekerd van het bestaan van een ‘primordiale kosmische energie’, aanwezig in ieder lichaam. Hij noemde het orgon. De doorstroom van deze energie kan belemmerd worden door het ophopen van emotionele trauma’s, mentale stuwdammen die het fysieke lichaam laten vollopen. Hij nam het op zich om dit tij te keren. Dit kwam neer op twee dingen: zijn heilige vertrouwen in de helende kracht van het orgasme en het ontwerpen en bouwen van orgon accumulators; houten kisten gebaseerd op de kooi van Faraday waarin patiënten genazen van fysieke en mentale sores. Gecombineerd leidden zijn machines en denkbeelden tot zijn excommunicatie uit Internationale Psychoanalytische Vereniging, een verbroken vriendschap met zijn leermeester Freud, het verbod op en uiteindelijke vernietiging van zijn boeken, accumulators en de zogeheten ‘Cloudbuster’, een machine waarmee hij op latere leeftijd probeerde het weer te controleren en buitenaardse wezens bevocht. Dit alles culmineert in gekte, gevangenschap en natuurlijk de dood.

Er bestaan veel kritische geschriften over het werk van Reich. Zowel James Baldwin als Susan Sontag zijn sceptisch maar ook bewonderaars van zijn nalatenschap. Olivia Laing is zich bewust van dit feit. Ze gebruikt zijn gedachtegoed voorzichtig, met de nodige nuance en kritische kanttekeningen, om andere verhalen over het lichaam aan elkaar te rijgen. Ze heeft het over dokter Magnus Hirschfeld die actief was tijdens de seksuele revolutie in Berlijn van begin twintigste eeuw. In 1910 berekende Hirschfeld dat er maar liefst 43 miljoen mogelijke combinaties bestonden tussen gender en seksualiteit, een veel breder spectrum dan het hedendaagse waarbij aanpassing van de norm maar mondjesmaat geaccepteerd wordt. Hirschfeld was ook voorstander van eugenetica, het selectief fokken van het menselijk ras. Ook Reich was in dit opzicht niet onschuldig, ondanks zijn vrije opvattingen over seks weigerde hij Allen Ginsberg in behandeling te nemen op basis van diens geaardheid. Door beide kanten van zowel dokter Hirschfeld als Reich te belichten laat Laing zien dat zelfs voor de voorvechters van gelijkheid er zoiets bestaat als een foutief lichaam.

In een ander hoofdstuk schrijft Laing over de tweede feministische golf in Amerika. Twee figuren die zij hierin een prominente rol geeft zijn Ana Mendieta en Andrea Dworkin. De eerste was een Cubaans-Amerikaanse kunstenaar die haar eigen lichaam inzette in expliciete performances over verkrachting en geweld tegen vrouwen. Mendieta kwam zelf om het leven na een val uit haar appartement in New York, vermoedelijk geduwd door haar echtgenoot, kunstenaar Carl Andre. De tweede vrouw verhuisde in 1969 voor de liefde naar Amsterdam waar ze het slachtoffer werd van partnergeweld. Na haar ontsnapping aan Nederland sloeg Dworkin terug in taal, bijvoorbeeld in Pornography (1981); een aanval op, onder meer, Marquis de Sade. Laing haalt deze voorbeelden aan om, in tegenstelling tot wat Reich gelooft, aan te tonen dat seks het lichaam niet altijd verlossing biedt maar juist gevangen kan houden.

Terwijl in de eerste vijf hoofdstukken de nadruk ligt op gender en seksualiteit vindt er in de laatste drie een omslag plaats naar politieke onderwerpen. Zo bespreekt Laing het Amerikaanse gevangeniswezen en de anti-segregatiebewegingen en massapsychologie onder het fascisme. Ze blijft echter altijd onderkennen dat seksualiteit in politieke context kan worden ingezet en dat politieke beslissingen gemaakt worden op basis van seks en gender: ‘The political world can make bodies into prisons, but [those] bodies can also reshape the political world.’ (p. 244) Een voorbeeld dat niet in Everybody genoemd wordt, maar dit punt wel goed onderschrijft, is W.R.: Mysteries of the Organism (1971) van Dušan Makavejev. Deze cultfilm vermengt documentaire materiaal, Sovjetpropaganda en speculatieve fictie om de verhouding tussen communistische politiek en Reichiaans opvattingen over seksualiteit invoelbaar te maken. De scène waarin dit het beste tot uiting komt is het slot: een politieagent komt bij een patholoog. Uit een rieten boodschappentas haalt hij het hoofd van een jonge vrouw dat hij, tegen beschadiging, heeft omwikkeld in oude kranten. ‘Ze is toegetakeld met een buitengewoon scherp object,’ merkt de patholoog op ‘waarschijnlijk een sikkel’. Waaraan de politieagent toevoegt: ‘De aanwijzingen op de plaats delict wijzen niet op groepsverkrachting, eerder een wilde nacht tussen twee geliefden’. Vervolgens haalt hij een bebloede schaats uit de boodschappentas. Hierop opent het hoofd haar ogen en spreekt: ‘Kosmische stralingen stroomde door onze verenigde lichamen. We pulseerden op de vibraties van het universum. Maar hij kon het niet aan. Hij ging een stap verder. Vladimir is een buitengewoon ongeduldige man, een man met hoge ambities, een immense energie. Hij is een romanticus. Een asceet. Een echte rode fascist.’

In de film raakt de jonge vrouw in het socialistisch Joegoslavië in de ban van een beroemde Russische kunstschaatser, een naamgenoot van Lenin die doet denken aan een jonge Stalin. Hiervoor wijst ze de avance van een hardwerkende arbeider af. Wanneer de schaatser haar thuis bezoekt worden zij bruusk verstoort door de arbeider die, niet in staat zijn verlangen te bedwingen, een gat in de muur slaat. Het appartement van de vrouw is gevuld met verwijzingen naar het communisme, fascisme en vrije seks. De woonkamer is een groot bed met aan het hoofdeind een portret van Reich, ernaast een dartbord met daarop een foto van Freud. De arbeider weet de kunstschaatser op te sluiten in een kast (een stand-in voor een orgon accumulator) en wanneer de vrouw hem uiteindelijk weet te bevrijden zegt hij: ‘Luister eens, ik ben in het Oosten en in het Westen geweest maar zoiets moois heb ik nog nooit gezien.’

Hoewel de ervaring in de kast de kunstschaatser had moeten bevrijden van zijn blokkade kan hij zijn individuele verlangens niet rijmen met die van zijn volk. Zowel communisme, waar Reich ook tijdelijk een aanhanger van was, als psychoanalyse kennen hun gebreken: ‘The problem with psychotherapy was that it insisted on treating the individual as if their pain occurred in a vacuum, unmediated by the society they inhabited or the politics that governed their lives. As for Marxism, it failed to recognise the importance of emotional experience, not least the trouble caused by shame and sexual repression, especially to women. Therapy was not enough. Politics was not enough. Only sex was a sufficiently powerful force to reshape society.’ (p. 90) schrijft Laing in de geest van Reich. Wat ze hier zelf aan toevoegt is het verlangen om zowel seks als politiek in een vrij lichaam te belijden. Maar vrijheid is niet, zoals Vladimir aantoont, een hoofd zonder lichaam. Een vrij lichaam is niet genezen van geleden trauma’s, maar zet zich fysieke en mentaal in voor een betere toekomst. Dit is exact wat Olivia Laing doet in Everybody. In haar intellectuele zoektocht vermengt ze haar persoonlijke ervaringen als herbalist, klimaatactivist, schrijfster, geliefde, mens en lichaam. Een uitzonderlijk erudiet lichaam dat geleerd heeft zichzelf te zijn.

De Nederlandse vertaling van  Everybody – A Book About Freedom komt in september 2021 uit bij Atlas Contact onder de titel Ieder Een Lichaam – over verzet, verlangen en vrijheid.

Lena van Tijen

is schrijver

Recente artikelen