Playful subversion
Beni Bischof
Sensory Space # 9
Museum Boijmans Van Beuningen
t/m 2.10.2016
Er zijn gegronde redenen om het hier over de wonderbaarlijke installatie Notion Motion van Olafur Eliasson te hebben. Het imposante werk speciaal op maat gemaakt voor de Bodonvleugel, en tien jaar geleden aangekocht door Museum Boijmans Van Beuningen, is deze zomer voor de derde keer te zien en wederom met veel succes. Terwijl volwassen mannen als kleine kinderen stampend op losse planken het water in de bakken in beweging brengen, worden dankzij slim opgestelde spots op de muren schitterende golfpatronen zichtbaar.
Ik zou het in deze tekst ook kunnen hebben over een andere tentoonstelling in het sterke zomerprogramma van het Boijmans: een grondige studie naar de laatste jaren van James Lee Byars die in het teken stonden van zijn naderende dood. Nadat eerder dit jaar al de prachtige en ontroerende correspondentie van de kunstenaar met oud-M HKA-directeur Flox Bex te zien was, pakt het Boijmans nu uit met het grotere zeer monumentale werk van Byars, afkomstig uit het bezit van Carlos Becarra, Brussels kunstenaar en verzamelaar, met wie de kunstenaar in de laatste jaren voor zijn dood intens samenwerkte.
Ondanks de kwaliteit van deze onberispelijke presentaties, geef ik er de voorkeur aan hier te schrijven over een andere tentoonstelling in het museum die te betitelen als de opstandige tegenhanger van deze twee monumentale presentaties: Beni Bischof in Sensory Space #9. Achter de kassa heeft de vrij onbekende Zwitser een zaal omgebouwd tot een kitschy groen en rood B-hotel, waar je kunt verdwalen in een wirwar van gangen met eindeloos veel deuren en kamers.
Lopend door de installatie bouwt de spanning zich op. In een spleet van een deur die nauwelijks opent zie ik een duister figuur staan te loeren. Even verderop achter een gordijn betreed ik een vreemd leeg kamertje. De tv is kapot, en op de muur staat wat gekras. Na nog een stuk of wat deuren en gangen sta ik ineens in een grote ruimte waar Bischofs artistieke alter-ego zo te zien al jaren huis houdt. Het is volgestouwd met troep, foto’s en schilderijen aan de muur en eigen publicaties van Bischof. De rommel doet vermoeden dat de kunstenaar hier tijdens de weken van voorbereiding tijden heeft gebivakkeerd. Meest in het oog springend is een bed met daarop een enorme vetklomp, als een knotsgek eerbetoon aan Joseph Beuys. Aan de muren hangen schilderijen, de meeste geschilderd in de stijl van cartoons: We kennen ze van Richard Prince, dit soort nageschilderde cartoons, met steeds twee kolderieke figuren en een pointe. Zegt de ene hond tegen de andere: ‘Let’s face it, man’s best friend is money.’ Bischof doet Prince openlijk na, ongegeneerd alleen wat minder vals. De ene na-aper aapt de andere na-aper na. Het mag vervolgens geen toeval heten dat de grote meester ook zelf nog opduikt in een geestig eerbetoon aan de kunstenaar: in de kamer liggen stapels portretfoto’s van Richard Prince, met op elk een handtekening en persoonlijke groet aan Bischof: ‘To Beni Bischof. Shine On!’ Met daaraan toegevoegd: ‘just kidding.’
In de begeleidende tekst verschijnt Bischof als spotzieke, licht maniakale adhd-er die er enig genoegen in schept de bezoeker te verwarren. ‘Ik denk bijna nooit na voor ik een kunstwerk maak’, zegt hij. En dat is te zien. De grappen en grollen vliegen je om de oren. Met als puberaal hoogtepunt grote foto’s van beroemde actrices bij wie door een groot gat op de plek van de neus een gefotografeerde knakworst steekt. In het Nederlands heet dat onderbroekenlol.
Bischof is een kunstenaar die houdt van humor van het vette soort, tegenover wie Wim T. Schippers – een zwaartepunt in het verzamelbeleid van Sjarel Ex – afsteekt als een poëtisch intellectueel. Als een razende puber hangt hij in zijn hol het slechte geweten van de kunst en de cultuur uit, een mallotige profiteur. Ik moet er zeker om lachen, maar ik geloof niet dat ik het echt goed vind. Een editie geleden was er in Sensory Space #8 Mike Nelson te zien, die de ruimte ook compleet had omgebouwd, met gangen en kamers waar je niet in kon, alleen via een gaatje naar binnen kon kijken. Het was een mysterieuze, licht beangstigende ruimte met sterk dystopisch sentiment, een landschap en binnenruimte, met toekomst en verleden ineen. Als ik eraan terugdenk herinner ik me mijn verwondering: wat is dit?
Bischof, hoewel ook fan van het gesamtkunstwerk, is van ander kaliber. ‘Playful subversion’, noemt zijn werk op een van zijn kunstenaarsboekjes. Maar waar is zijn werk goed voor, behalve een lach en een vette knipoog? Is het werkelijk zo subversief als hij denkt te zijn? Uit de cabaretwereld is bekend dat grappenmakers vaak de grootste moralisten zijn. De ingehuurde paljas die conform de regels van de repressieve tolerantie, binnen de daarvoor aangegeven kaders en op de daartoe aangewezen plekken even onze eigen ruimdenkendheid mag markeren. We betalen ze er gretig voor, deze verkenners van ons fatsoen. In een boekje over lachen wijst de filosoof Henri Bergson erop dat grappen zeer menselijk zijn (dieren lachen niet), bepaalde ongevoeligheid vertonen (je moet als grappenmaker zekere hardheid hebben) en bovendien hypersociaal zijn. Grappen breken niet met de conventies, maar ze bevestigen ze.
Domeniek Ruyters
is hoofdredacteur van Metropolis M