The World as an Architectural project
Architecten hebben een lange geschiedenis met het ontwerpen op wereldschaal, maar niemand die het nog wil weten. Ook architecten niet. Hashim Sarkis, artistiek leider van huidige architectuurbiënnale in Venetië en decaan van de architectuurfaculteit van MIT in Boston, vindt dat jammer. Hij meent dat architecten de wereld iets te bieden hebben nu de wereld schreeuwt om grootschalige oplossingen voor grootschalige problemen. Samen met twee collega’s heeft het boek The World as an Architectural Project (2020) samengesteld, waarin anderhalve eeuw ontwerpen op wereldschaal worden besproken aan de hand van vijftig projecten.
De poging tot eerherstel voor het vroegere planetaire denken van architecten, mag op z’n zachtst gezegd dubbelzinnig genoemd worden. Beschreven wordt een geschiedenis van megalomane monsterprojecten waarvan er geen een is uitgevoerd. En niet ten onrechte. De helft van de behandelde projecten lijdt aan witte, neokoloniale arrogantie. Zonder zich veel gelegen te laten liggen aan de lokale omstandigheden wordt door de architecten een superstructuur op de bestaande infrastructuur geprojecteerd, waarin de moderniteit het enige wenkende perspectief is. De architecten stellen zich de wereld graag als ‘machine’( Le Corbusier) voor, waaraan mens en natuur volkomen ondergeschikt zijn.
Neem Atlantropa van Herman Sörgel, een van de projecten in het boek dat recentelijk ook getoond is in een tentoonstelling bij West in De Haag. Atlantropa was een racistisch imperialistisch project, ontworpen onder de hoede van het Bauhaus in de jaren twintig van de vorige eeuw. Met infrastructurele projecten zou het gebied rondom de Middellandse Zee op neokoloniale wijze worden ingericht, om zo een supermacht te creëren met directe toegang tot de olievoorraden in het Midden-Oosten. Het plan wilde honderden miljoenen burgers ongevraagd onderwerpen aan een nieuwe politieke orde die reminiscenties oproept aan het Derde Rijk. Het plan verdween na de oorlog in de prullenbak.
Het kost moeite in de voorgestelde projecten voorbij het megalomane antropocentrisme, de rücksichtsloze modernisering en voortschrijdende technologisering te kijken en met Sarkis de waarde van de modellen te zien achter dit genadeloze beeld. Mij lukt dat pas goed in de tweede helft van het boek, lang na planetaire pioniers als Patrick Geddes en Le Corbusier, waar projecten van na zestig worden voorgesteld. Pas dan hoor je de eerste kritiek op het vooroorlogse modernistische totalitarisme. Pas toen werd het rigoureuze ontwerp serieus ter discussie gesteld, hoewel misschien nog wel wat dubbelzinnig, zoals Constants New Babylon, en later Superstudio, Archizoom en Rem Koolhaas laten zien, met hun soms wat fataal aandoende kritiek en tegelijk hun omarming van de moderniteit.
Als je naar de huidige eeuw kijkt, lijkt kleinschaligheid meer kans te hebben om aan te slaan dan grootschaligheid. En Sarkis weet dat. In de conclusie legt hij nauwgezet uit dat de wereld die staat te komen beter niet globalistisch is. Zij moet vooral niet eenvormig en antropocentrisch zijn, maar juist het pluralisme omarmen. Hij hoopt op een wereld van het luisterend oor in plaats van de bulldozer. Respect wordt een sleutelbegrip, ook in de architectuur en stedenbouw. Daarbij zou de architectuurwereld er goed aan doen zich niet te veel voor het karretje van de politiek te laten spannen, zoals voorheen, maar licht-subversief te opereren. In ons aller belang is dat er niet alleen naar de heersende macht geluisterd wordt, maar naar iedereen, naar alle belanghebbenden, in een open dialoog. Dat gesprek moet bovendien niet alleen tussen de mensen gevoerd worden, maar ook tussen mensen, dieren en planten.
Als je het boek nog eens doorbladert met die conclusie in gedachten, herken je beter de door Sarkis zo geprezen verbeeldingskracht, die hij al in de projecten uit de eerste helft van het boek ziet. In plaats van je te ergeren aan de megalomanie en het totalitarisme, begint op te vallen hoe ook die projecten soms een wereld verkondigen waarin niet alleen het materiële bouwen belangrijk is, maar ook de goede kanalisatie van informatie, die als een minstens zo belangrijke schil zich om de wereld vouwt. Je ziet dat niet het bouwen in het zo milieubelastende beton wordt gepromoot, maar juist in lichte, flexibele structuren, als bij Buckminster Fuller en het New Babylon van Constant. Je onderkent dat veel ontwerpen weliswaar groot en planetair van schaal zijn, maar toch ook ontvankelijk voor lokale inbedding, zoals de stadsplannen in de Masques van John Hejduk of Orban Space van Luc Deleu.
The World as an Architecture Project is een boek dat je kortom het best van achteren naar voren leest, om beter de sympathie te begrijpen van de samenstellers met dat, wat de architect de wereld en de wereld de architect te bieden heeft.
Hashim Sarkis, Roi Salgueiro Barrio, Gabriel Kozlowski, The World as an Architectural project, MIT Press, Cambridge (MA) en Londen, 2020
The World as an Architectural Project kan gezien worden als een prelude op de Archtectuurbiënnale van Venetië, met als thema How will we live together?, Venetié t/m 21.11.2021
Domeniek Ruyters
is hoofdredacteur van Metropolis M