metropolis m

Willem de Rooij
Whiteout
KW Institute, Berlijn
14.09.2017 t/m 17.12.2017

In een interview uit 2016, dat door Kunsthalle Wien op YouTube werd gezet, zegt Willem de Rooij: ‘Ik wil graag werken maken die nergens over gaan.’ Als we dit letterlijk zouden nemen, zou het enige commentaar onder de video van ‘MrLeifske’ het gegeven mooi samenvatten: ‘boooorrriiingg.’ Maar er is meer aan de hand. De Rooij sprak namelijk over zijn handgeweven textielwerken, waarvan er één te zien is in zijn tentoonstelling bij KW Institute in Berlijn, vergezeld door andere werken uit de afgelopen twintig jaar, waaronder video’s, foto’s en een geluidsinstallatie. De tentoonstelling is iel, minimaal zelfs, en dat is met opzet zo gedaan. De Rooij is geïnteresseerd in de mogelijkheid voor zijn tentoonstellingen om als installatiewerken op zichzelf te staan; een zorgvuldig geselecteerde samenstelling van objecten die een duidelijk overkoepelend verhaal vertellen. In dit geval een verhaal over de kleur blauw.

De tentoonstelling heet Whiteout, een woordspeling die voortvloeit uit de nietigheid die uit de term black-out spreekt en gekoppeld is aan de verminderde zichtbaarheid tijdens sneeuwstormen. De dominante kleur die te zien is, is evenwel blauw. Blue to Blue (2012) bijvoorbeeld is een rechthoekig, handgeweven tapijtwerk van bijna drie meter breed en meer dan een meter hoog. Op het eerste gezicht lijkt het een monochroom schilderij. Pas bij nadere inspectie onthult zich de complexiteit van de tien verschillende tinten blauw die in de horizontale en verticale draden verweven zitten. Naarmate de toeschouwer door de ruimte beweegt, ziet hij of zij de tonen subtiel van kleur veranderen door de wisselende lichtval.

Afgezien van de materialiteit van het werk, op welke manier verschilt dit concept van het lezen van een object zoals we het ervaren in de tijd en ruimte van de fenomenologie die gepaard ging met de minimalistische sculptuur uit de jaren zestig? Of anders gezegd, op welke manier is dit nieuw? De Rooij is geïnteresseerd in de belichaamde lezing en perceptie van beelden, maar de kern van zijn onderzoek berust op de misinterpretatie van beelden. Eerder omschreef hij miscommunicatie al eens als iets dat hij ‘altijd productief vindt’.

Blue Table (2004) illustreert dit concept. Het is een werk dat samen met Jeroen de Rijke werd gemaakt. (De Rooij werkte van 1994 tot aan de plotselinge dood van De Rijke op 35-jarige leeftijd in 2006 met hem samen.) Een aantal verschillende tijdschriftafbeeldingen zijn in dit werk verzameld. Elke afbeelding toont een blauwe still uit de 16mm-film van het duo, I’m Coming Home in Forty Days (1997), die ook te zien is. Iedere uitgever kent de uitdagingen waarmee men geconfronteerd wordt wanneer men kleurbeelden van kunstwerken wil reproduceren. Het kost veel inspanning om de kleuren in de reproductie te laten stroken met die uit het origineel. Het concept dat blauw niet altijd blauw is, wordt hier getoond aan de hand van versies getint met geel, met rood, enzovoorts. De kleur blauw verandert hier steeds, waardoor een instabiel idee ontstaat van wat deze kleur maakt. Taal blijkt te kort te schieten in de beschrijving van de verschillende tinten blauw. Het werk doet afbraak aan de voorstelling die we ons maken van de kleur als iets dat vaststaand en constant is. Semiotiek op zijn best.

De Rooij en De Rijke waren onder de indruk van het idee dat de representatie van hun time-based werk via een still (voor media- en persdoeleinden), een reductie van het origineel, onvermijdelijk leidt tot witwassing en miscommunicatie. Hoe kun je tijd (veertig dagen) samenvoegen in één enkel ogenblik? I’m Coming Home in Forty Days werd geschoten ten noorden van de poolcirkel in West-Groenland en toont een puur, wit en blauw landschap. De openingsbeelden laten ijsschotsen zien die in de zee dobberen, waarna de camera over de witte uitgestrektheid van een ijsberg glijdt. Het water werkt als een spiegel, kalm en stil, de bergen van ijs zijn eindeloos en het uitzicht wordt slechts af en toe onderbroken door passerende vogels die door de lucht vliegen. De anders zo eentonige scène wordt schitterend door de subtiel veranderende kleuren, grijs naar blauw en groen, die de geometrie van het landschap en diens texturen benadrukken, die veranderen door het wisselende licht. Ten slotte wordt het scherm gevuld met blauw. Het doet aan de aftiteling denken, totdat je beseft dat het een close-up is van de zee, onthuld door de delicate golven die op het oppervlak dansen.

De film is elegant en geeft weinig weg. Het is een portret van een stille, bijna stationaire zee. Het lijkt alsof De Rooij en De Rijke het werk hebben gemaakt alsof het in de tijd oplost, om het inconsequent te laten zijn met het medium zelf, een eeuwige, nooit veranderende ruimte die speelt met de inherente kwaliteiten van film waardoor misinterpretatie wordt aangemoedigd. Niets is zeker. De film zou een foto kunnen zijn, aangezien het landschap plat wordt afgebeeld in monotone kleuren. De representatie wordt onstabiel op het moment dat het ontvangen wordt, net als het begrip van auteurschap of intentie. Het doet denken aan het poststructuralisme van onder anderen Roland Barthes, waarin de nadruk ligt op de rol van het publiek bij de receptie van een kunstwerk. De rest valt weg, als de sneeuw van een smeltende ijsberg.

De hoofdzaal van de tentoonstelling wordt in beslag genomen door de twaalf-kanaals geluidsinstallatie Ilulissat (2014). Er zijn luidsprekers geplaatst rond vier banken die in een vierkant staan in een verduisterende ruimte. De Rooij nam op dezelfde locatie als waar de film geschoten werd het gehuil van sleehonden op uit de nabijgelegen stad, waarnaar het werk genoemd is. De geluiden zijn gemonteerd als een discordant dierenkoor. Een laag gezoem van witte ruis wordt verdrongen door de toenemende volume en intensiteit van het gehuil. Als een fysiek ervaarbaar werk komt het geluid in je oren en wekt gevoelens van duisternis en verdriet op door wat lijkt op een eenzame, troosteloze geroep. Het is het meest ontroerende werk uit de tentoonstelling.

Als we Ilulissat in relatie zien tot het fotografische portret van een dode zeehond, I’m Coming Home in Forty Days. Dead Seal (1996-1999), waarin een touw de bloederige kaken van het beest uit elkaar trekt, komt de ellendige en potentieel dodelijke realiteit van een plek die het slachtoffer is van de opwarming van de aarde (de ijsberg uit de film is inmiddels gesmolten) hard binnen. Onze dagen lijken naadloos in elkaar over te vloeien. Het besef dat de tijd voorbijgaat, kan moeilijk zijn, tot we beseffen dat afwezigheid een onbetwistbare aanwezigheid is geworden en dat niets is zoals we dachten, of dat het ooit was.
Uit het Engels vertaald door Loes van Beuningen

Louisa Elderton

is schrijver en curator

Recente artikelen