2030: Oorlogszone Amsterdam
2030: Oorlogszone Amsterdam
Oefening in het onvoorstelbare
De meest recente editie van Open staat in het teken van de manifestatie 2030: Oorlogszone Amsterdam, een meerjarig project van curator Brigitte van der Sande over een nu nog onvoorstelbare oorlogssituatie in Amsterdam in het jaar 2030. Deze toekomstige oorlog wijst geen vijand aan, maar zinspeelt op de huidige immigratieproblematiek in Nederland, het toenemende gevoel van angst en onveiligheid in tijden van terroristische dreiging, de verregaande surveillancemaatregelen door de overheid en de oorlogsretoriek die het politieke debat domineert. Van der Sande, inmiddels een ware veteraan in het onderzoek naar de relatie tussen kunst en oorlog, was eerder verantwoordelijk voor het project Concerning War – Soft Target. War as a Daily, First-Hand Reality (2005), een lezingenprogramma en tentoonstelling in BAK, basis voor actuele kunst, en winkelcentrum Hoog Catharijne in Utrecht. Met 2030: Oorlogszone Amsterdam treedt Van der Sande buiten de institutionele context van de kunstwereld. Medio 2011, wanneer de manifestatie haar definitieve vorm krijgt, zal het werk van dertig kunstenaars(collectieven) worden geëxposeerd in een aantal alternatieve tentoonstellingsruimten in Amsterdam en, voor het grootste gedeelte, in de openbare ruimte van de stad.
Onder gastredactie van Van der Sande biedt Open #18 een voorproefje op de inhoudelijke achtergrond van deze manifestatie. Sociologen, filosofen, literatoren en kunsthistorici laten hun licht schijnen op de verschillende kwesties die het leven in de hedendaagse stad problematiseren. Hoofdredacteur Jorinde Seijdel zet er een aantal op rij: ‘angst & veiligheid, privacy & biopolitiek, controle & militarisering, globalisering & virtualisering, commercialisering & neoliberalisme.’ De opsomming toont de ambitie van dit project, en werpt direct de vraag op of zoveel grote kwesties in het bestek van een tijdschrift wel goed te behandelen zijn.
Open # 18 biedt een caleidoscopische weergave van een aantal interessante standpunten en problemen. De uitvoerige dialoog tussen urbanist Bryan Finoki en geograaf Stephen Graham over de stad als zenuwcentrum voor het ontwikkelen van militaire ruimtelijke strategieën, wordt moeiteloos afgewisseld met de bespiegeling van hoogleraar filosofie Frank Furedi waarin hij beschrijft hoe de angst voor immigranten in Amsterdam samenhangt met de instabiele culturele en collectieve identiteit van Amsterdammers. Wietske Maas en Matteo Pasquinelli komen in het kader van hun onderzoeksproject ‘Urbanibalism’ met een tekst, die aan de hand van historische voorbeelden bespreekt hoe een stad in oorlogstijd met voedsel(toevoer) omgaat.
Een andere bijzondere bijdrage is het interview van cultuurtheoreticus John Armitage met de legendarische urbanist en filosoof Paul Virilio. Het gesprek gaat hoofdzakelijk over Virilio’s begrip van de ‘steden-voorbij-de-stad’. Centraal staat de vraag hoe een meta-stedelijk bewustzijn van versnelling, veroorzaakt door de alomtegenwoordigheid van informatie- en communicatietechnieken, zich verhoudt tot de fysieke stedelijke agglomeraties. Het interview doet beseffen dat de stedelijke ervaring verder gaat dan de tastbare stedelijke condities waaronder stadsinwoners leven en zorgt daarmee voor een meer abstracte opvatting van het thema.
De verschillende standpunten die worden ingenomen laten zien hoe complex en veelzijdig de problematiek van (het leven in) de hedendaagse stad is. Verrassend genoeg leidt de interdisciplinariteit van de auteurs en de welhaast megalomane opzet van de onderwerpkeuze niet tot een verstrooidheid in het nummer, aangezien de stad en het leven van de inwoners – al dan niet specifiek Amsterdam – het bindmiddel is. De problemen die worden aangestipt zijn herkenbaar, actueel en urgent.
Het zijn de kunstenaarsbijdragen in het tijdschrift, allicht een voorproefje van de uiteindelijke manifestatie, die hier de vreemde eend in de bijt zijn. Het werk van Gert Jan Kocken verschijnt als losse bijlage. Hij legde een aantal historische stadskaarten van Amsterdam, toegespitst op de traumatische geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, over elkaar heen waardoor zichtbaar wordt dat de locatie van Joodse gebieden, verzetsgroepen en Duitse vestigingen nog steeds herkenbaar zijn in de huidige infrastructuur. Het duo Adi Kaplan en Shahar Carmel, afkomstig uit Tel Aviv, toont een absurdistisch en visueel weinig aantrekkelijk beeldverhaal over een man – ‘Kat’ genaamd – die dwalend in een grimmig Amsterdam geconfronteerd wordt met een oude vriend. Deze jongen, ‘Kalf’ genoemd naar de manier waarop hij de wereld bekijkt, is letterlijk besmet geraakt met de mediaterreur die de stad domineert, en bekleedt binnen deze status quo zelfs een hoge positie. Het werk van deze beeldend kunstenaars hoeft natuurlijk niet één op één aan te sluiten op de discussie over de stad die in deze editie wordt gevoerd, maar de beeldbijdragen zijn nu wel erg fictief en losgeweekt van het tijdvak, waar de teksten zich zo nadrukkelijk op richten.
De kloof tussen kunst en theoretische bespiegeling die hierbij ontstaat roept de vraag op hoe de manifestatie in 2011 aan de specifieke context van Amsterdam zal beantwoorden, zonder de meer abstracte vragen die aan de kaak worden gesteld uit het oog te verliezen? Zullen de huidige spanningen die in de stad bestaan worden uitgesproken of richten de activiteiten van de kunstenaars zich alleen op meer generaliserende, dystopische voorstellingen van een verre, ontastbare toekomst? Zal de getoonde kunst in staat blijken een politieke factor te worden, in het publieke debat? Deze Open biedt een theoretische prelude, die nieuwsgierig maakt naar het meer op de praktijk en context in Amsterdam gerichte vervolg in 2011.
Hendrik Folkerts is kunsthistoricus, Amsterdam
Open #18, ‘2030: Oorlogszone Amsterdam. Een oefening in het onvoorstelbare’, NAi Uitgevers/SKOR, 2009.
Hendrik Folkerts
curator Moderna Museet, Stockholm