Boezem & Co Marinus Boezem over de Porsche Academie & De stad als podium
Iedereen wil het fijne ervan weten: de Porsche Academie vervoert kunstprofessoren dwars door het land, per snelle auto. Ook de bedenker reed mee, Marinus Boezem. Een gesprek over zijn ervaringen van afgelopen weekend en over het grote reprospectief dat momenteel in Middelburg aan zijn werk is gewijd.
Verleden jaar werd Marinus Boezem tachtig jaar. Dit jaar wordt Boezem, een van de grondleggers van de conceptuele kunst in Nederland, geëerd met het evenement Boezem & Co. De stad als podium. Gedurende twee maanden is er verspreid door Middelburg een overzicht van Boezems werk te zien en een presentatie uit het archief van Forum dat hij samen met zijn vrouw Maria-Rosa Boezem van 1977 tot 1987 organiseerde. In de Vleeshal toont Boezem samen met zijn dochter en beeldend kunstenaar Natasja Boezem een nieuw werk: Het Syndroom van Stendhal – op zoek naar een archetypisch beeld van schoonheid (2002-2015).
Naast alle werken die te zien zijn in Middelburg, vindt ook een groot aantal evenementen plaats, waaronder De Porsche Academie (1976) die voor het eerst uitgevoerd zal worden. Afgelopen zaterdag was Marinus Boezem zelf de hoogleraar die per Porsche zijn studenten bezocht. In een Porsche reed hij vanaf Middelburg naar Den Haag en Amsterdam om jonge kunstenaars van advies te voorzien. Vierentwintig uur van te voren konden de kunstenaars die met een dringende vraag zaten zich aanmelden voor een bezoek van de hoogleraar. Hoe kijkt hij terug op deze dag en op het geheel van Boezem & Co. De stad als podium?
In het midden van de belangstelling staan, is iets waar ik een zekere moeite mee heb, maar dat is te overkomen. Generaal gesproken, vind ik het heel erg leuk om te doen. Daarnaast is het ook wel goed om op een bepaalde leeftijd terug te kijken naar de werken die je hebt gemaakt en te zien dat toch een grote groep mensen het werk heeft geconsumeerd en daarvoor terugkomt. In die zin is het voor mij een soort terugkijken op een periode waarin ik gebruik heb gemaakt van verschillende thematieken en deze weer bijeen te zien, dikwijls in een andere setting dan voorheen.
Kunstonderwijs heb je altijd al erg belangrijk gevonden en ook in het programma van Boezem & Co. komt dit veelvuldig terug, zo was er een symposium over de zin van het kunstonderwijs, gaf je les aan het nieuwe art department van de Roosevelt Academy en werd De Porsche Academie voor het eerst uitgevoerd.
In 1976 werd de Porsche Academie door jou bedacht uit onvrede met het kunstonderwijs. De Porsche Academie werd echter nu pas, zo’n 40 jaar later, uitgevoerd. In de tussentijd heb je je veel bezig gehouden met kunstonderwijs. Heb je een goed beeld van hoe het kunstonderwijs er nu uitziet? En hoe is het kunstonderwijs nu in vergelijking tot de jaren zeventig?
Of ik daar een goed beeld van heb? Nee, dat is niet het geval. Het opnieuw introduceren van De Porsche Academie moet met een knipoog bekeken worden, want het is vanuit de situatie in 1976 gedacht. Dat was een situatie waar het kunstonderwijs alleen maar ambachtelijk werd gegeven. Het vak kunstgeschiedenis was toen al een stiefkindje. Daarnaast was er veel mis met de persoonlijke benadering van studenten. Heel veel van dit soort nadelen zijn inmiddels opgelost. Instellingen als De Ateliers, de Rijksakademie, het Sandberg Instituut en de Jan van Eyck in Maastricht, kennen inmiddels een meer individuele benadering van de student. De Porsche Academie is dus eigenlijk een beetje ingehaald inmiddels. Toch vonden wij het heel erg leuk om zeven hoogleraren te benoemen die op zeven zaterdagen studenten bezochten die te kennen hadden gegeven met en interessante vraag te zitten. Ik ben afgelopen zaterdag hoogleraar geweest, en ging onder andere naar Amsterdam, naar de Rijksakademie. Mij is toch gebleken dat achterliggende motieven bij de student, de historie van de student en het denken over ambachtelijkheid nog wel een zinvolle begeleiding zou kunnen hebben van hoogleraren van De Porsche Academie.
De binding met een jonge generatie en het onderwijs is altijd van zeer groot belang geweest voor jou als kunstenaar. Dankzij De Porsche Academie kwam je in contact met jonge kunstenaars. Wat is er belangrijk aan zo’n contact? Verdiep je je van tevoren in zo’n kunstenaar?
Voordat ik ze ga ontmoeten, verdiep ik me wel een beetje, maar niet teveel. Wanneer ik dat zou doen, heb ik een afgeronde mening en ga ik mijn gelijk zitten halen. Ik blijf juist graag een beetje open ten opzichte van de persoon die ik ga ontmoeten. Toch wil je, omdat je maar een uur de tijd hebt, weten welke richting een kunstenaar op gaat en waar het werk zich bevindt. Dat kun je op internet best wel aardig vinden: je tikt de persoon in en je krijgt een aantal beelden. Dat is prima en dat heb ik ook gedaan. Dan merk je wel dat er wat betreft achterliggende motieven nog veel te winnen is. De verdieping vanuit een gevonden thema is een weg die je moet leren, onder andere van andere mensen: hoe benader je een kunstwerk dat je hebt bedacht in je hoofd? Hoe ga je de weg afleggen van idee naar realisatie? Dat is niet enkel een kwestie van ‘passie’, maar ook een kwestie van nadenken. Daarnaast is het ook een kwestie van kennis, van de kunstgeschiedenis. Zodat je niet opnieuw het wiel gaat zitten uitvinden. Dat is een kwestie van efficiency, om de kortste weg te vinden van idee naar realisatie, naar de fysieke gestalte van het werk. Dat vraagt geduld, dat vraagt een mentaliteit, een instelling die mede zal moet worden ondersteund en aangeleerd door begeleiders.
Wat voor kunstenaars ben je tegengekomen en wat vind je van deze nieuwe generatie kunstenaars? Denk je dat er iets kenmerkend is voor deze groep nieuwe kunstenaars?
Ik herken ze wel: ze zijn niet anders dan de kunstenaars die ik vroeger als collega’s had, toen we nog jong waren; gretig, vol ideeën en dynamisch. Het vocabulaire van nu is wel anders dan destijds. De verbaliteit is enorm vooruit gegaan. Die woordenschat van jonge kunstenaars nu, is enorm. Waarschijnlijk komt dit door de computer en nieuwe media die de woordkennis laten toenemen.
De Porsche Academie is een opvallend element van een veel breder retrospectief van je in Middelburg. Op het Abdijplein staat bijvoorbeeld een verrekijker. Wanneer je er doorheen kijkt, zie je een paar schoenen staan op de balustrade van de Lange Jan, alsof de eigenaar van de schoenen, de kunstenaar, eruit is gesprongen en een is geworden met de lucht. Het werk is getiteld: The Vanishing of the Artist (1983). Vlakbij de verrekijker is ook het werk Untitled (Tumbling Chair) (1982) te zien, waarin de kunstenaar, nu zichtbaar, door de lucht zweeft.
Hoe zijn die twee elementen, vliegen en vallen, zo belangrijk geworden in je werk?
Het verschijnen en verdwijnen, dat is eigenlijk de oorsprong. Het zijn en niet zijn, de volte en de leegte, schaduw en licht: dat type dialectiek. Dat heb ik ook wel met de zwaartekracht: boven en onder, zwaar en licht. Dat komt meer in mijn werk terug. Die schoenen, dat heeft natuurlijk ook te maken met de schoen die voor mij een heel specifiek voorwerp is. Specifiek als de plattegrond: de zolen van mijn schoenen, dat is de plattegrond. Op de toren kun je eraf vallen, maar ook eruit weg zweven. Dat laatste beoog ik. Het werk heeft natuurlijk ook verbanden met The Absence of The Artist (1970-95). Dat is het werk met die stoel, waar ik mijn naam borduur tot de letter Z en dan ophoud vanuit de arrogante gedachte dat de rest van de wereld ongetwijfeld die naam af zal maken. Nou, dat zijn de connotaties die het bevat, maar het is ook het verdwijnen van de authenticiteit.
Gedurende de manifestatie Boezem & Co is er via www.boezem-en-co.nl een livestream te volgen van webcams op het platte dak van jouw atelier. Hier is vogelvoer gestrooid in de vorm van je eigen signatuur: een ironisch commentaar op de positie van de kunstenaar wiens roem slechts vluchtig is. Veel van je werk is doordrongen van ironie, niet alleen jegens het kunstenaarschap. Neem bijvoorbeeld het gebruik van Porsches voor De Porsche Academie zoals de politie die destijds gebruikte. De ironie lijkt hier een glijmiddel te vormen voor de kritiek op het kunstonderwijs. Is ironie inderdaad een glijmiddel of is het meer dan dat?
Naast een mooie vorm, is ironie ook welvoegelijk een glijmiddel om een balans te vinden tussen licht en zwaar. Ook in filosofische zin: het moet wel binnenkomen bij mensen. Dat vraagt om een hele fijne balans tussen het een of het ander. Dat was ook het geval met de tentoonstelling die ik samen met Natasje maakte: Het Syndroom van Stendhal – op zoek naar een archetypisch beeld van schoonheid (2002-2015). Daar kun je gauw uitglijden, maar wij bleven net voor de grens waardoor het ging werken bij mensen. Dat is hier ook het geval. Daarnaast valt mijn werk niet te beoordelen op stijl, want dan kom je niet ver. Ik gebruik juist alle materialen die ik kan gebruiken voor het idee dat in mijn hoofd zit. Thematisch hebben alle werken wel met elkaar te maken.
Ter afsluiting van Boezem & Co. vindt de performance Windtables plaats: een improvisatie met 5 dansers op muziek van Morton Feldman. Dit lijkt een soort apotheose waarin de meest belangrijke aspecten van je werk samen komen: namelijk muziek, tijd en het weer. Wat vind je zo fascinerend aan het werk van Morton Feldman en waarom past dit zo goed bij je eigen Windtables?
Morton Feldman is, net als John Cage, ook wel de componist van de stilte. Er is ook haast geen begin en gen einde in de muziek. Ook herhaling is een belangrijk gegeven, dat vind ik prachtig. Dat heeft ook te maken met het werk dat nu in de Vleeshal staat: Space Sculpture (1980). Twee verschillend afgestemde metronomen veroorzaken op den duur een soort beat die schuurt. De ene metronoom slaat andante, dat in de muziek staat voor lieflijk, andante.
De andere metronoom slaat allegro, wat staat voor tempo. De twee zijn gescheiden door een glasplaat los van elkaar te tikken, maar in de akoestiek van de hal gaan ze zich mengen en worden ze wringend. Dat zelfde wringende zit ook in de muziek van Morton Feldman en in mijn eigen Wind Tables. Daarnaast is het ook steeds anders: een Wind Table als sculptuur heeft geen moment de zelfde gedaante. De puur at random beweging in een gestalte verandert daarmee ook de omgeving. Morton Feldman was simpel om erbij te vinden. Ik heb ook wel even gedacht aan John Cage, maar Feldman is voor mij, voor dit thema, interessanter, en Feldman is meerdere malen in Middelburg geweest.
Ter afsluiting van Boezem & Co. De stad als podium vindt op 24 mei de performance Windtables plaats in de Vleeshal waarbij vijf dansers zullen improviseren op muziek van Morton Feldman
Deelnemende professoren: 18.04 Aernout Mik ; 25.04 Bik Van der Pol ; 02.05 Lex ter Braak ; 09.05 Irene Fortuyn; 16.05 Marinus Boezem ; 23.05 Hans van Houwelingen
Julia Mullié
is kunsthistoricus en onderzoeker