29ste Biënnale van São Paulo
29ste Biënnale van São Paulo
Geen betere dag om een bezoek brengen aan de 29ste Biënnale van São Paulo dan op verkiezingsdag. Voor deze editie van dit grootschalige kunstevenement hadden de curatoren Agnaldo Farias en Moacir dos Anjos namelijk als centraal thema ‘kunst en politiek’ gekozen, en 3 oktober – de dag waarop in Brazilië de president, gouverneurs, senatoren en afgevaardigden van de nationale staat en alle deelstaten werden gekozen – leek daarom hét moment om de tentoonstelling te gaan bekijken.
Het zien van de film Catastrophy (2010) van Artur Żmijewski, die de algemene ontreddering toont na de vliegtuigcrash waarbij de president van Polen omkwam, stond in schril contrast met de sfeer die op die verkiezingsdag in São Paulo heerste: een sfeer van onverschilligheid. Niks geen slogans, niemand met een T-shirt met kandidaten erop, weinig stickers op auto’s, geen enkele vlag op straat. Politiek, in elk geval partijpolitiek, de politiek waar het om gaat bij verkiezingen, lijkt de Brazilianen niet meer op de been te kunnen brengen, tenminste niet in die mate waarin dat gebeurde tijdens de grote demonstraties in de jaren tachtig, toen de mensen massaal bijeenkwamen op pleinen om directe presidentsverkiezingen te eisen. In de kunst lijkt het onderwerp, ook al is het niet bijster origineel, gelukkig nog wel interessante bespiegelingen op te leveren.
Terugkijkend op de drie laatste edities van de Biënnale van São Paulo blijken ze eigenlijk allemaal te maken hebben gehad met kunst en politiek. In 2006 poneerde de curator Lisette Lagnado als uitgangspunt de vraag: ‘Samenleven, hoe doen we dat?’ Het was een uitnodiging om de mogelijkheden te onderzoeken kunst in te bedden in het maatschappelijke leven. In 2008 was het motto ‘In levend contact’ en liet Ivo Mesquita de tweede etage van het gebouw waar de biënnale plaatsvond leeg. Een veelzeggende verwijzing naar de institutionele crisis die langzaam maar zeker ook een van de oudste kunstinstellingen van Brazilië, de biënnale, ondermijnde. Mesquita wilde een nationaal debat aanzwengelen over het format dat de biënnale geworden was. Een van de kwesties die destijds speelden was het schrille contrast tussen dit soort geldverslindende megatentoonstellingen en de zeer karige middelen waarmee veel publieke musea in Brazilië het moeten doen. De vraag blijft, ook nu nog, of het te rechtvaardigen is dat het Braziliaanse ministerie van Cultuur miljoenen uittrekt voor een kunstmanifestatie die slechts twee maanden duurt. Deze 29ste editie, die tot stand is gekomen na een welkome directiewisseling, lijkt met maar liefst 160 deelnemende kunstenaars volmondig ja te zeggen op die vraag.
Op deze groots opgezette biënnale zijn politieke werken te zien die provoceren, ontroeren, verontwaardiging opwekken en actuele debatten contextualiseren. Maar er zijn evenzovele die niets lijken toe te voegen aan het overkoepelende thema van de tentoonstelling. Op een verborgen plekje op de derde etage (bij de inrichting is gekozen voor een labyrintische constructie met talloze schuine wanden en weinig open ruimten, waardoor je de indruk krijgt makkelijk te kunnen verdwalen) vind je een sleutel voor de benadering van de politieke issues die in de hedendaagse kunst aan de orde worden gesteld. Het is een schrijver, de Braziliaanse Clarice Lispector (1920–1977), die op besliste toon de stand van zaken binnen de kunst verwoordt. In een tv-interview, het enige dat Lispector ooit gaf, antwoordt ze op de vraag in hoeverre haar werk de orde der dingen zou kunnen veranderen met de woorden: ‘Er verandert niets door.’
Lispector maakt een belangrijk punt. Kunst verandert misschien helemaal niets. Kunst maakt de wereld niet leefbaarder, ze maakt het onrecht niet minder. En ze kan zeker niet een bloedbad tegenhouden, zoals de genocide die in 1994 in Rwanda plaatsvond en waardoor de Chileen Alfredo Jaar zich heeft laten inspireren. Zijn werk The Eyes of Gutete Emerita (1996-2000) is geplaatst in een stikdonkere zaal. Daar vertelt een tekst, geprojecteerd in fel wit licht, het persoonlijke drama van een vrouw wier man en kinderen op brute wijze zijn vermoord. Vervolgens word je geconfronteerd met duizenden dia’s die allemaal hetzelfde beeld tonen: de ogen van de vrouw die de ramp heeft overleefd. De gelijkheid van de beelden weerspiegelt de talloze anonieme doden. Het gedateerde van de dia parodieert het nieuws in de kranten dat de volgende dag al verouderd is en ingehaald wordt door de actualiteit van dat moment.
Kunst mag dan niets veranderen, ze haakt wel in op het gevoel van vernedering waaraan men dagelijks overhevig kan zijn. Projeto Mutirão (2007) [het Portugese woord ‘mutirão’ wijst op een collectieve vorm van hulp, bijvoorbeeld het gezamenlijk bouwen van een huis – red.] van de Braziliaanse Graziela Kunsh toont video’s die bestaan uit een sequentie van korte scènes. Twee ervan spelen zich af in de kampen van de Movimento dos Trabalhadores sem Teto [Beweging van Dakloze Arbeiders] die zich onder andere bezighoudt met het bezetten van terreinen in São Paulo en omgeving die braak liggen en dus in aanmerking komen om opgekocht te worden voor grondspeculatie. Het kamp João Cândido, in Itapecerica da Serra, bestond uit meer dan vijfduizend gezinnen die geen plek hadden om te wonen. Enige maanden nadat ze tot bezetting waren overgegaan, werden ze van de plek verdreven. Nu ligt het terrein er weer verlaten bij en hebben de mensen nog steeds geen dak boven hun hoofd.
Teleurstelling, machteloosheid en mislukking staan centraal in meer werken in de tentoonstelling. De politieke dimensie van al dat maatschappelijke ongenoegen is evident, hoewel vaak gekozen wordt voor berusting als enige uitweg. De video van de Portugees Carlos Bunga laat een gloeilamp zien die kapot wordt geslagen, waarna alle scherven met plakband weer aan elkaar worden gehecht. Het verlangen naar reconstructie moet het afleggen tegen de onmogelijkheid het voorwerp zijn oorspronkelijke vorm en functie terug te geven. In het werk van de Braziliaanse Tatiana Blass wordt een vleugel bespeeld terwijl er vloeibare was overheen wordt gegoten, waardoor het instrument geleidelijk maar onvermijdelijk ophoudt te klinken. In het verlengde hiervan, en getuigend van een al even sceptische visie – een visie waarin twijfel doorklinkt over de rol van cultuur en haar vermogen om helderheid te verschaffen –, ligt het werk van de eveneens Braziliaanse Daniel Senise. De kunstenaar schiep een ruimte die bekleed is met witte tegels, gemaakt van gerecyclede kunstfolders, kunsttijdschriften en catalogi.
Er zijn nog veel meer werken die ingaan op de begrippen mislukking en nederlaag. Het is ondoenlijk in deze tekst recht te doen aan alle pogingen. Daarbij word je als bezoeker overweldigd door het besef dat het in deze biënnale simpelweg niet mogelijk is alles te zien, een algemene mening te vormen. Geïntimideerd door de grootheid en de veelheid verlaat je de tentoonstelling enigszins treurig, vanwege het eigen falen. ‘Er is altijd een glas zeewater als een mens wil gaan varen,’ luidt de dichtregel van de Braziliaanse dichter Jorge de Lima die als slogan dient voor deze Biënnale van São Paulo. Maar als de zee van de zeevaarder beperkt blijft tot een glas water, is die dan niet heel klein? Waar is de tijd dat men oceanen bevoer op zoek naar nieuwe wegen? De melancholie en machteloosheid kleven niet alleen aan de kunst. De politiek, die daadwerkelijk veranderingen teweeg zou kunnen brengen, leed al in de twintigste eeuw schipbreuk. Tegenwoordig dobberen we allemaal maar een beetje rond.
Thais Rivitti is kunstcriticus en curator, São Paulo
Vertaald uit het Portugees door Adri Boon
Thais Rivitti