Vloeibaar samenleven in duistere tijden, de sociologie van Zygmunt Bauman
Het denken van Zygmunt Bauman is al jaren van grote invloed op kunstenaars, curatoren en andere personen in de kunstwereld. Vanwege zijn overlijden eerder deze week, herplaatsen we een groot artikel dat Omar Muñoz-Cremers aan Baumans beroemde Liquid-trilogie wijdde.
Een constante afweging tussen vrijheid en zekerheid. Dat is volgens de socioloog Zygmunt Bauman (Poznan, 1925) een van de belangrijkste kenmerken van het leven in de moderniteit van de 21ste eeuw. Bestaat die dan nog, moderniteit? Menig socioloog heeft getracht een alternatieve benaming te geven voor deze werkelijkheid: tweede moderniteit, hypermoderniteit, late moderniteit, hoge moderniteit of zoals Bauman het in zijn ‘Liquid trilogie van toegankelijke maatschappijduiding’ noemt, ‘vloeibare moderniteit’.
Door de boeken Liquid Modernity (2000), Liquid Love (2003) en Liquid Life (2005) is Bauman bij een breder publiek zichtbaar geworden. Nu Pierre Bourdieu is overleden, Anthony Giddens is afgeserveerd als theoretische lakei van Tony Blair en Jean Baudrillard wanhopig op zoek is naar een passende vervolmaking van zijn nihilistische pensée radicale, is Bauman de enig overgebleven geloofwaardige socioloog die een brug weet te slaan tussen de academie en het publiek debat. Bauman laat het vak het vak en is op zoek naar andere lezers, waarvoor zijn stijl en presentatie (korte, veelzijdige en informatierijke boeken die door hun prachtige vormgeving niet misstaan op menig koffietafel) zich perfect lenen. Als geen ander heeft hij de gave om zijn theoretische eruditie te vertalen naar vragen die ons allen bezighouden en weet hij alledaagse zaken als kantoorparken, terreinwagens, internetdating, de gsm en de relatie kind en werk helder te duiden binnen grotere maatschappelijke verbanden en trends. Op treffende wijze maakt hij het existentiële onbehagen van de 21ste eeuw kenbaar. Bauman heeft daar geen terrorisme voor nodig.
Buitenstaander
Het hoeft niet te verwonderen dat een van de scherpste denkers over de moderniteit een buitenstaander is, die bijna werd verpletterd door wat hij later zou omschrijven ‘als de twee meest succesvolle uitingen van moderniteit’. Het ene, het Sovjet-communisme was vriendelijker voor hem dan het andere, het oprukkende fascisme. Zygmunt Bauman zal, naar eigen zeggen, altijd socialist blijven, een die de scheiding tussen een humanistisch potentieel en totalitaire misinterpretatie, scherp in de gaten houdt. Vandaar dat, dit voormalig lid van het Rode Leger, zonder blikken of blozen in zijn laatste boek Liquid Life (2005) goedkeurend Marx citeert. In 1968 werd hij, joods inwoner van Poznan, tijdens een hernieuwde golf van antisemitisme Polen uitgejaagd. Hij kon niet aarden in het hypernationalistische Israël en leeft daarom sindsdien in Engeland, waar hij professor sociologie aan de universiteit van Leeds is. Maakt die status van buitenstaander Bauman tot de ultieme socioloog? Misschien wel. Sociologen bezitten immers een sceptische houding ten opzichte van groepsprocessen en horen liever nergens bij.
Bauman zal nooit een systeembouwer zijn. Het beschrijven van de sociale realiteit binnen één overkoepelend idee benauwt hem. In Modernity and the Holocaust (1989) schrijft hij dat het bovendien gevaarlijk is. Moderniteit wordt in dit boek gepresenteerd als een universeel project van rationalisering en bureaucratisering, dat zich tot taak stelt om verschillen tussen mensen op te heffen. Deze egalisering gekoppeld aan een technologische cultuur, veroorzaakte een morele erosie, die uiteindelijk de vernietigingskampen mogelijk maakte, aldus Bauman. Inmiddels is het algemeen aanvaard dat het door Auschwitz onmogelijk is geworden om probleemloos over moderniteit te spreken.
Rond 1989 signaleert Bauman een cruciale verandering in de rol van de intellectueel. Moderniteit was bovenal een perceptie van de wereld, een culturele ideologie die pretendeerde universele antwoorden te kunnen formuleren over waarheid, rechtvaardigheid en schoonheid. De intellectueel als drager van die waarden is over de jaren zijn macht kwijtgeraakt. De wereld wil zich niet vormen naar zijn modellen. De moderne staat kreeg meer behoefte aan experts om het sociale systeem draaiende te houden met technieken als surveillance, medicalisering en psychiatrisering. Het enig overgebleven alternatief voor de intellectueel is een rol als interpretator:
‘De interpretatie van kennissystemen wordt gezien als de taak van experts die beschikken over een specialistische kennis, maar die op de een of andere manier ook begiftigd zijn met de unieke capaciteit om boven de communicatienetwerken uit te stijgen waarbinnen de systemen zich bevinden, zonder het contact te verliezen met de “kern” van deze systemen, waar de kennis probleemloos wordt verkregen en op een vanzelfsprekende manier “zin” heeft.’1
Nu moderniteit verdacht is, en in staat tot massavernietiging, en de intellectueel als vazal van de moderne natiestaat lijkt te zijn uitgespeeld, was het voor Bauman een logische stap om de interpretatieve intellectueel, en daarmee zichzelf, te plaatsen in het tijdperk van postmoderniteit.
Consumptie
Dit bleek een bijzonder succesvolle aanpak. Bauman is uitgegroeid tot dé socioloog van de jaren negentig, die een sociologie beschrijft die moeite heeft met het ontsnappen aan de eigen wortels in de moderniteit. Die vertalende rol neemt Bauman glansrijk op zich in boeken als Intimations of Postmodernity (1992) en Life in Fragments (1995). Zijn boeken worden verzamelingen van essays, vanuit een soort literaire sociologie, met verschillende thema’s die vaak, maar niet verplicht, op subtiele wijze met elkaar verbonden zijn.
Eén concept neemt in zijn denken een centrale positie in: consumptie. Niet-marxistische sociologen hebben altijd een zekere afkeer gehad van economisch reductionisme, toch kan consumptie een interessant concept zijn, juist omdat het door de economische wetenschap lange tijd is veronachtzaamd. Consumptie speelt echter ook als sociaalfilosofisch gegeven, een steeds belangrijker rol in het leven. Aan het einde van Intimations of Postmodernity omschrijft Bauman het helder: ‘Consumentisme staat voor de productie, distributie, het verlangen, verwerven en gebruiken van symbolische goederen. Symbolische goederen, dat is een heel belangrijk gegeven. Consumptie gaat niet alleen over het bevredigen van een materiële behoefte, van het vullen van je maag. Het is een kwestie van het manipuleren van symbolen voor allerlei verschillende doelen. Op het niveau van de beleving van de wereld, gaat dit over het construeren van een identiteit, van een zelf en van de relatie met anderen. Op maatschappelijk niveau gaat dit over het bewaken van het bestaan van opeenvolgende instituties, van groepen en structuren en dat soort dingen.’2
Identiteit als constructie
Hoe zijn ideeën zich ook verder zullen evolueren, dit zal de kern van zijn analyse blijven. Postmoderniteit is voor Bauman een nieuwe, sociale toestand die duidelijk anders is dan de moderniteit. De geschiedenis is niet meer een beweging met een richting. In plaats van de zekerheden van de moderniteit, zullen we moeten leren leven met eigenschappen die onzekerheid symboliseren: geïnstitutionaliseerd pluralisme, verscheidenheid, toeval en ambivalentie.
Een gevolg is dat de leefomgeving een onvoorspelbaar, complex systeem wordt, waarin er weinig afhankelijkheid tussen individuen bestaat. Er is sprake van een hoge graad van autonomie om zelf de zin en de doelen van het leven te stellen, wat resulteert in een ‘existentiële modaliteit’ die zich laat karakteriseren door termen als onbepaaldheid, onbeslistheid, spontaniteit en ontworteling. Dit soort termen zijn typerend voor Bauman, die weigert op een directe wijze te moraliseren. Woorden die beginnen met on- zijn geladen met negatieve betekenissen en Bauman verwoordt zo op subtiele wijze zijn zorg over de maatschappelijke tendensen. Overigens blijken die vervolgens toch te kunnen worden gerelateerd aan een omgeving van mogelijkheden. Zo ontstaat iets dat te omschrijven is als de taak die vrijheid stelt. Het is voor Bauman alsof de vrijheid door het individu raast. Identiteit wordt een constructie, een levensproject zonder doel, een constante beweging van opbouw en afbraak. De enige continuïteit van dit proces is te vinden in de drager van identiteit: het lichaam (mooi omschreven als opnemer van indrukken en producent van publiek ‘leesbare’ zelfdefinities).
Een onzorgvuldige lezing zou tot de conclusie kunnen leiden dat we hier met een neoliberale Goed Nieuws show te maken hebben. Toch is Bauman niet blind voor de problemen die het consumentisme kan veroorzaken. De toegang tot vormen van zelfverwezenlijking verschillen immers per individu en zijn voor het grootste deel afhankelijk van een zekere financiële armslag.
In Liquid Life verwoordt Bauman de problematiek van falende consumenten opeens veel grimmiger. Met vooruitziende blik schrijft hij over de potentiële slachtoffers van de, door de inmiddels beruchte Franse minister van Binnenlandse zaken Nicolas Sarkozy ingestelde ‘uitwijzingsquota’: ‘Zij zijn echt volledig nutteloze, overtollige, buiten de officiële onderzoeken staande overblijfselen van een consumptiemaatschappij. Zij hebben niets te bieden aan de op consumptie gerichte economie, niet nu en niet in de toekomst. Ze dragen niets bij aan de wereldwonderen van de consumptie; ze zullen het land niet uit de depressie trekken door naar creditcards te trekken, die ze niet bezitten of spaartegoeden op te nemen, die ze niet hebben – en daarom zou de maatschappij beter af zijn zonder hen.’3
Het afval van de consumptiemaatschappij
Het is een citaat dat representatief is voor de pessimistischere toon in Baumans recente werk. Plotseling is daarin de term postmodern verdwenen en verschijnt de term ‘vloeibare moderniteit’, dat eigenlijk niets meer is dan een synoniem voor postmoderniteit. Waarom die manoeuvre? Discussies over postmodernisme zijn altijd doordrongen geweest van de vraag: ‘en hoe nu verder?’ Vloeibare moderniteit is volgens Bauman een manier om voorbij de slopersmentaliteit van postmodernisme te denken.
Wat is een vloeibaar leven? Het is een leven in een maatschappij waar vrijwel alles in beweging is en weigert consistent te worden (in de zin van de structuren die de oude versie van moderniteit pretendeerde neer te zetten). In Liquid Love omschrijft Bauman hoe die beweging niet alleen ons denken over liefde en seksualiteit verandert, maar ook menselijke relaties (de omgang met je buren, vreemdelingen). In het verlengde van het vrije leven dat beheerst wordt door consumptiekeuzes, zoekt men steeds vaker uitstel van vastigheid op het gebied van liefdesrelaties. Opties moeten open gehouden worden, er bestaat angst voor definitieve binding (er is waarschijnlijk altijd een betere relatie te vinden, bovendien is een relatie die niet werkt een mogelijke blokkade voor verdere zelfontplooiing). Men spreekt volgens Bauman eigenlijk liever over netwerken in plaats van partners. In een netwerk van ‘virtuele relaties’ is het makkelijker om tijdelijke connecties te maken en pauzes te nemen. Het is een heldere manier van met elkaar omgaan, waar het afbreken van relaties zonder veel drama en emotionele investering plaatsvindt.
Vloeibaar leven is een consumptief leven. Ondanks zijn weigering om harde oordelen te vellen lijkt de mens in Liquid Love verdacht veel op een vampier die zijn liefdes leegzuigt en ontzield achterlaat. Maar er sluipen problemen binnen. De herschepping van het individu door consumptie, voorheen toegejuicht als model voor sociale reproductie en nu geduid als een modernistisch project op individueel niveau, is een privilege. Het is duidelijk dat het onmogelijk is een levenspeil, zoals de rijke, westerse landen voorstaan, op planetaire schaal te implementeren. Er is sprake van een fundamentele ongelijkheid die nieuwe klassen produceert, waaronder een mondiale elite van zelfreflexieve consumenten, zogenaamde culturele hybriden.
Hybride cultuur schenkt een vrijheid om in beweging te zijn op mondiaal niveau; een gedistribueerd niemandsland waarin je nooit echt thuishoort. Wie binnen is, hoe tijdelijk van aard dat lidmaatschap ook mag zijn, leeft in een prachtige wereld zonder geloofwaardige hiërarchie, waar autoriteiten geen enkele grip op het gebied van cultuur en ideeën kunnen krijgen, waar identiteit permanent onbepaald is. Hybride cultuur is extracultureel, eclectisch, onbevooroordeeld en voelt als echte vrijheid. Het is duidelijk dat deze klasse haar tegenhanger kent in al diegenen die beweging wordt ontzegd, die gevangen zitten in een opgelegde identiteit (fundamentalisme is hier niet meer dan een keuze om die opgelegde identiteit te waarborgen in het zicht van een globale ideologie van vrije markt en individualisme). Hier speelt Baumans nieuwe favoriete, negatieve metafoor en realistische zorg een belangrijke rol: afval. Afval is het product dat de vloeibare consumptiemaatschappij in overvloed schept en steeds moeilijker kwijtraakt. Afval is waartoe je wordt gereduceerd als mislukt consument.
Kunst tegen de tijdelijkheid
Kan kunst hier wel een betekenisvolle rol spelen, is de favoriete vraag van pessimistische commentatoren. Bij Bauman lijkt daar in eerste instantie weinig ruimte voor. In het essay over cultuur in Liquid Life beschrijft hij de relatie tussen de van oorsprong aan elkaar gerelateerde termen: cultuur en management. Beide ‘narratieven’ leven op gespannen voet met elkaar, omdat zij hetzelfde doel nastreven: het veranderen van menselijk gedrag. Het hoeft niet te verbazen dat de, door de kunstenaar verachte, manager als agent van de markt, in plaats van de natiestaat, nieuwe criteria heeft ontwikkeld die zich laten leiden door consumptie (en de daarbij horende snelheid en circulatie die slecht werken binnen de culturele praktijk). Met voorspelbare gevolgen: culturele producten dienen zichzelf te legitimeren in termen van marktwaarde. Beroemdheid, merk en het evenement zijn beter geschikt om de korte aandacht van de consument vast te houden. Vloeibare moderniteit is een cultuur van discontinuïteit en vergeetachtigheid. Die woorden zijn nog niet uitgesproken of Bauman gaat op zoek naar representatieve kunstenaars van de vloeibare moderniteit. Jacques Villeglé’s affiches lacéréés, de gelaagde collages van Manolo Valdes, waarvan niet duidelijk is of ze nog afgemaakt moeten worden of al uit elkaar vallen, en Hermann Braun-Vega’s schilderijen van onmogelijke ontmoetingen, reproduceren het vloeibaar moderne: ‘Het wordt steeds weer benadrukt – binnen de tendens de levensduur van kunstwerken te verkorten tot een performance, een happening, tot de duur van een “van-naar” tentoonstelling; in de voorkeur voor het fragiele en het broze en kunstobjecten die gemaakt zijn van heel afbreekbare en vergankelijke materialen; in de earth works waarvan het onduidelijk is of ze nog bezocht worden en of ze blijven bestaan onder de invloed van weersomstandigheden, en over het algemeen door het dreigend verval en de verdwijning op te nemen in de materiële aanwezigheid van de artistieke creatie.’4
In navolging van een andere favoriet kunstwerk van Gediminas Urbonas, vier arctische containers waarvan één, in plaats van kunstobjecten, leegte bevat waarop de bezoeker betekenissen kan projecteren, zoekt Bauman voorzichtig naar hoop in ‘duistere tijden’. Een centrale rol is in ieder geval gereserveerd voor de geërodeerde, publieke ruimte als plek van dialoog, waar diversiteit (de motor van culturele verandering) opbloeit. En dat zou een nieuw soort publieke ruimte op planetair niveau moeten zijn, voor een politiek en verantwoordelijkheid op dezelfde schaal, aangezien de problemen zich ook op dat niveau afspelen. Bauman hoopt op een oplossing die we ons nu nog niet kunnen voorstellen. Maar je kunt je afvragen of in ons bewustzijn niet een fatale verstrengeling heeft plaatsgevonden, waarin we de wereld weliswaar kunnen overzien, maar nooit tot actie zullen overgaan totdat problemen onze directe levenssfeer binnendringen.
DIT ARTIKEL IS GEPUBLICEERD IN METROPOLIS M NR 1-2006.
STEUN METROPOLIS M NEEM EEN ABONNEMENT. ALS U NU EEN JAARABONNEMENT NEEMT KRIJGT U HET LAATSTE NUMMER 6-2016-2017 TIMELESS CADEAU. MAIL NAAR [email protected] (ovv winteractie)
Zygmunt Bauman, Liquid Life, Polity Press, Cambridge 2005.
ISBN 0745635148
Noten
1. Zygmunt Bauman, Intimations of Postmodernity, 1992, Routledge 1992
2. Ibid., p.223
3. Zygmunt Bauman, Liquid Life, Polity Press, Cambridge 2005
4. Ibid., p.66
Omar Muñoz-Cremers
is schrijver en socioloog