Shah Jahan. Collage for Marlene Dumas, 2002,courtesy Marlene Dumas
Op zoek naar Shah Jahan
Aan de hand van gesprekken met vrienden en oud-docenten reconstrueert Sanneke Huisman het leven van de charismatische Shah Jahan, die in 2015 stierf aan hartfalen. De zoon van Bengaalse immigranten in Birmingham, die van zichzelf vond dat hij vervloekt was, maakte indruk als kunststudent in Oxford en aan De Ateliers. Hij wordt op handen gedragen door fans als Marlene Dumas en Nathaniel Mellors. Parts Project in Den Haag heeft momenteel een tentoonstelling aan hem gewijd.
Een slanke jongen in een wit shirt staat voorovergebogen. Met een hand brengt hij een sigaret naar zijn mond, de andere hand heeft hij in zijn zak. Nonchalant, serieus en goedverzorgd staat hij tegen een warmoranje achtergrond. Achter hem doemt een duister bos op, enkele vleermuizen hangen onheilspellend om hem heen. Het is een schilderij dat Sara van der Heide in 2003 maakte van Shah Jahan (1976, Sylhet, Bangladesh – 2015, Birmingham, Groot-Brittannië), de kunstenaar die zij leerde kennen tijdens hun gezamenlijke werkperiode aan De Ateliers. De afgelopen weken heb ik via zijn vrienden en collega’s kennis mogen maken met deze veelzijdige kunstenaar en een bijzonder mens. De veelkleurigheid van Shahs persoonlijkheid en de demonen in zijn leven keren in alle gesprekken terug. Shah bleef, in de woorden van iedereen die hem goed kende, ongrijpbaar.
Shah Jahan (volledige naam: Mohammed Shah Jahan Miah) was van jongs af aan geïnteresseerd in kunst. Hij behaalde zijn bachelor Fine Arts aan The Ruskin School of Art, onderdeel van de Universiteit van Oxford, waar hij vriendschappen sloot met kunstenaars Nathaniel Mellors en Mick Peter. In Oxford werd ook de kiem gelegd voor een hechte vriendschap met bankier en verzamelaar Josep Turro Bassols, die daar wiskunde en filosofie studeerde. Turro Bassols was tot Shahs dood nauw bij hem betrokken en heeft hem financieel ondersteund door werk te kopen. In 1998 vertrok Shah naar Amsterdam voor een werkperiode aan De Ateliers. Directeur Dominic van den Boogerd weet zich nog veel van Shah te herinneren. ‘Shah was altijd erg keurig gekleed, alsof hij zo van een Britse kostschool afkwam’, vertelt hij, ‘maar dat was natuurlijk niet zo.’ Shah groeide als zoon van Bengaalse immigranten op in een eenvoudig milieu. ‘Shah was een bijzondere jongen, dat merkten we meteen. In het eerste gesprek dat ik met hem had, vertelde hij mij dat hij vervloekt was.’
Het eerste jaar aan De Ateliers verliep goed. Shah was een vrolijke en geliefde deelnemer. Zijn begeleiders, destijds onder meer Rob Birza, Marlene Dumas en Georg Herold, waren zeer enthousiast over het werk. ‘Maar in de zomer van 1999, net voor de start van het tweede jaar, kregen we een fax van de broer van Shah. Shah was ziek en opgenomen in een kliniek,’ vertelt Van den Boogerd. Uiteindelijk zou Shah dat jaar niet naar De Ateliers terugkeren en werd besloten dat hij een jaar later aan zijn tweede jaar mocht beginnen. Shah wilde dan wel een groot atelier, en kreeg dat ook, bovenaan de trap op de eerste verdieping. ‘Toen hij terugkwam was Shah veranderd. De medicatie had hem pafferig en sloom gemaakt. Hij lag vaak hele dagen te slapen op de bank in zijn atelier.’ Hij was minder productief, wat geheel indruiste tegen de production die hij in lijn met de door hem geliefde Warhol verkondigde. Wat hij maakte, was echter wel vaak raak. Zoals blijkt uit de serie Pizza Boys, onderdeel van een project waaraan hij tot zijn dood heeft doorgewerkt en dat naast schilderijen bestaat uit businesscards, handdoeken, briefpapier en een kledinglijn.
Sanneke Huisman